Beleidsnota Liedboek 2000

Categorie: Kerklied
Publicatie in: Eredienstvaardig
Datum: december 1995

Artikel openen in groter venster Stuur dit artikel door Dit artikel afdrukken

Beleidsnota inzake de toekomst van het kerklied in Nederland en het 'Liedboek 2000', Pijnacker - Interkerkeljke Stichting voor het Kerklied (€ 5,00)

De 'Beleidsnota' van de Interkerkelijke Stichting voor het Kerklied, die de afgelopen zomer gereed is gekomen, zet de eerste min of meer officiële stappen op de lange en niet eenvoudige weg naar een nieuw liedboek. Het wordt in de nota duidelijk dat de werktitel 'Liedboek 2000' meer moet worden verstaan als een 'stand van zaken' rondom het kerklied in het jaar 2000 dan als een datum waarop het nieuwe liedboek van de persen zal rollen. In Duitsland lag bij het 'Evangelisches Gesangbuch' een periode van 15 jaar tussen het begin van het voorbereidende werk en het gereedkomen van de bundel. Op het moment dat de kerken deze beleidsnota positief waarderen en opdracht geven tot het vervaardigen van een nieuw liedboek, kan officieel een begin worden gemaakt met de voorbereidingen. Zoals aangegeven, is deze nota een advies met een begeleidende toekomstvisie van de Interkerkelijke Stichting voor het Kerklied (ISK) aan de moderamina van de Nederlands Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken en de Lutherse Kerk in Nederland. Deze nota is een uitgebreid vervolg op een eerdere nota die de ISK reeds in 1988 aan de kerken heeft gestuurd. Deze nota van 1988 is opnieuw opgenomen in deze tweede beleidsnota, alsmede de grondige verslagen van de vijf werkgroepen die zich ieder op een deelgebied hebben geconcentreerd. Verschillende deskundigen werden ingedeeld in de volgende werkgroepen:

  • Psalmen
  • Liturgica
  • Gezangen
  • Kinderlied
  • Muziek-sociologisch onderzoek over de toekomst van het kerklied

Naast deze vijf 'deelverslagen' is er een verslag opgenomen van de plenaire vergadering en een interessant verslag van een gesprek tussen de drie oud-synodevoorzitters, ds. B. Wallet, ds.E. Overeem en ds. W. Bleij. De beleidsnota voegt tenslotte nog een lijst bij met kerkliedbundels die verschenen zijn na 1973. Met de kinderliedbundels en de belangrijkste buitenlandse liedboeken zijn dat er in totaal liefst 84!

De titel 'beleidsnota inzake de toekomst van het kerklied in Nederland en het liedboek-2000' wekt enige verbazing en lijkt in eerste instantie verkeerd gekozen. Geen enkele toekomst valt immers met beleid te besturen of ook maar enigszins uit te zetten! 'Het kerklied' is een te ruim en te onbeheersbaar gebied om ook maar te kunnen pretenderen daar enige greep op te hebben. Het modewoord 'beleid' lijkt ook hier te nadrukkelijk om de hoek te hebben gekeken! In het gesprek tussen de de 3 oud-synodevoorzitters wordt inderdaad gezegd dat de 'vraag naar de toekomst van het kerklied niet beantwoord kan worden; de beantwoording van de vraag of er een nieuw liedboek moet komen bergt natuurlijk wel veel voordien te beantwoorden vragen in zich' (blz 55). Inderdaad blijkt deze beleidsnota dan ook meer vragen te stellen dan concrete beleidsdaden aan te dragen. De afzonderlijke vijf werkgroepen komen nog wel tot eensluidende conclusies, maar in de plenaire vergadering wordt het al snel duidelijk dat sommige conclusies minder hard worden aangeboden en dat de resultaten van verschillende werkgroepen elkaar op bepaalde gebieden tegenspreken.
Wordt b.v. aan de ene kant duidelijk gesteld dat het de taak van de kerk is om bij haar keuze te letten op een zo hoog mogelijke kwaliteit (blz 10), dat kerkmuziek een 'vak apart' is, dat de kwaliteit gewaarborgd moet zijn (blz 11), dat het bewaken van kwaliteit een noodzaak is (blz 53) en dat liederen uit de vrouwenbeweging of opwekkingsliederen (Johannes de Heer) onvoldoende kwaliteiten hebben (blz 45), aan de andere kant wordt gesteld dat er bijzondere aandacht moet zijn voor liederen van en voor vrouwen en dat niet voorbij mag worden gegaan aan opwekkingsliederen (blz 37). Ook wordt het 'kerkelijk belijden' (Willem Mudde) als belangrijk gezien (blz 45), maar wordt aan de andere kant alle ruimte gegeven aan liederen met verlegenheid en twijfel, met een open eind en een open vraag.
Liederen voor jongerengroepen dienen de nodige aandacht te hebben (blz 37), maar tevens wordt met het oog op deze muziek gezegd dat 'deze melodieën op zichzelf niets voorstellen en slechts overeind worden gehouden door uitgebreide pianopartijen' (blz 44).

Wat betreft de waarborg van muzikale kwaliteit is het niet direct een gunstig teken dat in de werkgroep 'Gezangen' 8 predikanten zitting hadden en slechts 4 kerkmusici. Het schrikbeeld doemt op van de Duitse situatie waar verkeerde musicologische beslissingen werden genomen door een commissie waarvan de meerderheid bestond uit niet-musici. De all round en ervaren kerkmusicus Zsolt Gárdony doet daar in 'Musik und Kirche' (1994-4, blz 207) even deskundig als teleurgesteld verslag van. Het is te hopen dat deze deskundigheid in Nederland niet buiten de deur wordt gehouden. In dit verband doet het goed te lezen dat '... predikanten na de kerkmusici toch het meest met het liedboek te maken hebben ...' (blz 44). Hier wordt de betrokkenheid en de deskundigheid van de kerkmusicus gelukkig volledig onderkend en erkend. Grote vraagtekens kunnen dan echter weer geplaatst worden op blz. 38 als door de werkgroep 'Gezangen' wordt gesteld dat 'belangrijke beslissingen ter zake niet genomen moeten worden door vervaardigers van teksten en melodieën, maar door personen die in dezen onafhankelijk zijn'. Het is de vraag of je de grote deskundigheid die opgeslagen ligt bij mensen die teksten en melodieën leveren voor een nieuw liedboek zou moeten negeren. Deskundigheid en vakmanschap concentreert zich juist bij de 'werkers in het veld' en onafhankelijkheid is zeker nog geen garantie voor deskundigheid.

Interessant is het de voorstellen van de verschillende werkgroepen door te lezen. De werkgroep 'Liturgica' stelt een 'kerkelijk liedboek' voor, waarin naast psalmen, cantica, liederen bij het kerkelijk jaar, tijden van de dag (eerst de avond!), belijdenis/doop, maaltijd des Heren, trouwviering, uitvaart, concilair proces, kerk en oecumene/ambt en algemene liederen een afdeling 'teksten en onberijmde gezangen' zijn opgenomen. In deze afdeling vinden we de volledige hoofddienst, doop en belijdenis, trouwdienst, uitvaart, avondgebed, morgengebed (weer in deze volgorde!), middaggebed en huisdienst. In deze tweede afdeling dus geen strofische liederen maar (gebeds)teksten en onberijmde gezangen. Zo wordt het nieuwe liedboek een 'liturgisch liedboek', een 'gebruiksboek', o.a. gericht op de gemeenteleden die vorm willen geven aan hun geloofsleven , 'ook door de week en thuis' (blz 12). Aan de ene kant zien we kerkverlating, aan de andere kant intensievering van het geloofsleven van de 'volhouders'.

De werkgroep 'Gezangen' komt met een tweeledig voorstel. Conserveren en reviseren van het huidige liedbestand van het Liedboek voor de Kerken, daarnaast het toevoegen van een 'supplement' van 250 à 300 liederen. Het voordeel is dat dit 'aanhangsel' relatief snel tot stand kan komen, enigszins experimenteel van karakter kan zijn, de mogelijkheid open laat tot aanvulling in de toekomst en dat het een officiële status zal hebben en gemakkelijker ingevoerd kan worden. Helaas bleek op de plenaire vergadering dat dit voorstel, waarbij de structuur van het huidige liedboek behouden blijft, niet strookt met het voorstel van de werkgroep 'Liturgica', waarbij een geheel nieuwe inhoudsopgave wordt ontworpen.

Goed leesbaar en voor de vakman-kerkmusicus zeer bemoedigend is het verslag van de werkgroep 'Muzikaal sociologisch onderzoek over de toekomst van het kerklied'. Professionaliteit en kwaliteit worden vooropgesteld, blijvende studie en informatie worden als noodzakelijk gezien! Helaas blijken enkele uitroeptekens van dit verslag in de plenaire vergadering verdwenen en duiken er zelfs vraagtekens op. De stelligheid in het eerste verslag is veranderd in: '... maar kunnen wij de gemeente wel voorschrijven wat wèl en niét kan? Hoe verzoen je de vakman met de gemeente en omgekeerd? (blz 54).
De werkgroep 'Psalmen' benadrukt het opnemen van onberijmde psalmen. Of alle 150 psalmen ook onberijmd zouden moeten worden opgenomen is nog de vraag. Niemand heeft de wens geuit aan het Geneefse Psalter ook maar iets te willen veranderen. 'We gaan op dit fenomeen niet nader in, maar genieten er wel van! In korte tijd is de vertaling van de psalmen van 1967 klassiek geworden' (blz 13).
In de werkgroep 'Kinderlied' wordt ervoor gepleit om alleen dàt kinderlied op te nemen dat 'een zodanig niveau heeft dat het door de gehele gemeenschap kan worden gezongen zonder dat iemand zich tekort gedaan voelt (blz 40). Kinderen willen serieus genomen worden; de groten moeten dan hùn lied ook serieus kunnen meezingen, het moet zonder gêne of zonder het oogmerk vertedering te willen oproepen door volwassenen worden meegzongen (blz 40). Een deel van deze werkgroep was van mening dat echter ook het heel jonge kind het eigen liedgoed in het liedboek moet kunnen vinden. Duidelijk is dat het kinderlied de aandacht krijgt die het verdient.

Het zou te ver voeren hier deze nota in detail te bespreken. De hoofdpunten zijn aangegeven, het wachten is op de reactie van de moderamina van de betrokken kerken. Als zakelijk punt zou nog genoemd kunnen worden dat de ISK in haar nota weliswaar stelt dat 'het uiteindelijke beleid over kerkmuziek en kerklied in de participerende kerken zelf wordt vastgesteld en dat de ISK slechts een adviserende taak heeft (blz 3), feit is echter wel dat de ISK een zeer goed gevuld garantiefonds beheert en nu al kan stellen dat de financiering van een nieuw liedboek volledig is rond te krijgen (blz 16). De vraag is of belangrijke 'uiteindeljke beslissingen' in deze situatie inderdaad door de kerken zullen kunnen worden genomen. De kwestie van de uiteindelijke verantwoordelijkheid zal nog eens goed onder ogen moeten worden gezien!

De 'beleidsnota inzake de toekomst van het kerklied in Nederland en het liedboek-2000' kan worden besteld bij de penningmeester van de ISK, de heer H.J.Mélis, Prunuslaan 23, 2641 AW Pijnacker, telefoon 01736 93090. Postbankrekening 2860673 t.n.v. Penningm. Interkerkelijke Stichting voor het Kerklied te Pijnacker. Prijs „W 5.00 (incl. verzendkosten).

A.F. Troost, Zingende gezegend, verzamelbundel 322 liederen, Zoetermeer: Boekencentrum, 1995. ISBN 90-239-1596-8; geb. € 39.90.

In een bijzonder fraai verzorgde gebonden uitgave heeft Ds. André F. Troost 322 liederen verzameld, die hij in de loop der jaren heeft geschreven. In diverse bundels werden enkele tientallen liederen al eerder gepubliceerd, onder andere in de vijf delen van 'Zingend geloven' (16 liederen). 'Wie op zoek is naar een vernieuwende trend in het kerklied zal in deze bundel weinig of niets van zijn gading vinden', zegt Troost in de inleiding van deze uitgave. 'Veel is geschreven in de lijn van de traditie der kerk, toch is hier en daar ook sprake van een poging om in toon en taal van zijn tijd een lied aan te bieden.'
In deze bundel staan de liederen gerubriceerd in de volgorde die gehanteerd wordt in het Liedboek voor de Kerken. André Troost koos daarvoor omdat deze volgorde voor velen een vertrouwde is: 'van een poging met deze bundel een 'nieuw' liedboek te introduceren, is zeer bewust geen sprake.'

Van de 322 liederen schreef André Troost er liefst 180 op bekende melodieën (60 psalmmelodieën en 120 liedmelodieën), op enkele uitzonderingen na alle uit het Liedboek voor de Kerken. Zelfs noteert Troost bij elk contrafact het liednummer van het betreffende lied in het Liedboek. Vooral voor de kerkelijke hoogfeesten Kerstmis (31x) en Pasen (28x) schreef Troost veel liederen op bekende goed zingbare melodieën. Verder zijn de 6 huwelijksliederen zonder enige uitzondering een aanwinst. Bij de 102 bijbelliederen is de kwaliteit zeer verschillend . Vooral nieuw-geschreven melodieën door de plaatselijke componisten halen op enkele uitzonderingen na niet het niveau van de bestaande melodieën en ook vaak niet het niveau van de teksten van Troost. Hoe belangrijk muziek is voor de geloofwaardigheid van de tekst wordt hier maar weer eens overduidelijk bewezen. Het is net als met filmmuziek die een scène volledig kan bepalen.

Contrafacten

Waardering moet worden geuit voor de keuze van de meeste van de 180 contrafacten. Zeer gericht heeft Troost gezocht naar de melodieën die zijn teksten moeten dragen. Zo is het pelgrimslied (83) geschreven op de melodie van lied 459 uit het Liedboek, het 'koningslied' 190 op de wijs van psalm 97, het 'eindtijdlied' uit Joël 2 (34) op de melodie van 'Wachet auf ruft uns die Stimme' en het lied 'Dit huis, een herberg onderweg' (213) op de melodie van psalm 84. Nog vele positieve voorbeelden zouden zo gegeven kunnen worden en het verwondert in dit opzicht daarom aan de andere kant des te meer dat de melodie van het hemelvaartslied 'Gen Himmel aufgefahren ist' met zo'n duidelijk schilderende functie (zie Eredienstvaardig XI nr 2, blz 45!) gebruikt wordt voor een berijming van Colossenzen 3:12-17, 'Gij allen die naar Christus heet'. Ook doet het pijn de melodie van het aloude 'Nun komm, der Heiden Heiland' te moeten zingen op de moderne, actuele tekst van lied 263: Scheur elk ijzeren gordijn / dat wij mensen mensen zijn / op uw heil, uw rijk gericht/ mensen met uw land in zicht.

Goed te gebruiken zijn de 31 nieuwe kerstliederen. Zo zijn b.v. enkele bekende carols van een Nederlandse tekst voorzien, zoals 'See in yonder manger low', 'It came upon the midnight clear', 'In the bleak midwinter', 'God rest you merry, gentlemen' en 'Ding dong, merrily on high', vooral goed te gebruiken op kerstvieringen waar niet direct al te strenge liturgische eisen worden gesteld. Bij de 28 Paasliederen worden ook veel bekende melodieën gebruikt. Naast 'Daar juicht een toon', de melodieën van b.v. 'Erstanden ist der heilig Christ', 'Halleluja, de blijde toon', psalm 81 en 118 en de 'Cantio de le creature'. Telkens blijkt dat de teksten genoeg geloofwaardigheid bezitten om het huwelijk met de melodie aan te gaan, maar dat het toch de melodie is die de vonk moet doen overspringen. Het wat brave van de tekst wacht op de inspiratie van de muziek. Dat samenspel brengt iets tot stand dat wel degelijk op een bepaald moment positief kan uitwerken. Zoals gezegd een bundel die veel toevoegt aan wat er al is, maar dan op een sympathieke, integere en geloofwaardige wijze. Zeker zullen enkele van deze liederen in de toekomst in meer officiële liedboeken een plaats krijgen!

W.H. Morel van Mourik, Een cantorij - hoe begin je ermee?
Een handreiking voor beginnende cantores. Stichting Centrum voor de Kerkzang, Om de Kamp 9, 7964 KT Ansen, 1995.
Prijs € 9.00 (exclusief € 3.30 verzendkosten).


De nijvere secretaris van het Centrum voor de Kerkzang, Wim Morel van Mourik, publiceerde een uiterst eenvoudige handleiding voor beginnende cantores. In twintig pagina's tekst en nog eens tien pagina's suggesties wat betreft muziekkeuze bespreekt Morel van Mourik de liturgische en kerkmuzikale mogelijkheden en onmogelijkheden van een beginnende cantorij. Het is een verhaal vanaf de werkvloer midden in de levende en soms ook wat harde kerkmuzikale praktijk. Kleine zanggroepen en beginnende cantorijen zijn er nog steeds en het is goed aan dit kerkmuzikaal veld tips en achtergrondinformatie te verstrekken.
Morel van Mourik schrijft direct in het begin van zijn inleiding dat deze brochure zeker niet is geschreven voor de professionele kerkmusicus, maar voor de beginnende amateur cantor of cantrix. Met deze opstelling duidelijk voor ogen moet de uitgave zeker positief beoordeeld worden. Voor een ervaren kerkmusicus zullen vele open deuren worden ingetrapt, voor de beginnende cantor kunnen echter bepaalde tips wellicht op het juiste moment komen.
Enkele kritische opmerkingen zijn mij vergund. Het is de vraag of het boek 'Slagtechniek' van Jan Eelkema en Eduard Nielend, dat wordt aanbevolen in de literatuuropgave, wel zijn diensten kan bewijzen aan de beginnende cantor. De fraaie 'slagfiguren' van Jan Eelkema zullen voor een beginnende cantorij weinig of geen functie hebben; zo de aspirant-kerkmusicus deze slagtechniek al onder de knie krijgt, is het de vraag of de cantorijleden dit zullen begrijpen. Bij de eenvoudige kerkmuziek is een pulsering, een duidelijke tactus in pincipe ruim voldoende.
Ook bevreemdt het dat de cantorij beter aan een Paascyclus zou kunnen meewerken dan aan de dienst op Paasmorgen (blz 4). Het centrale feest van de christelijke gemeente is Pasen en juist dan zal de cantorij als deel van die gemeente haar kerkmuzikale inbreng moeten hebben, hoe eenvoudig ook!
Goed is de tip iedere keer vast te leggen of te bewaren wat er in een dienst is gezongen. Na verloop van tijd wordt zo een handig bestand opgebouwd en kan in de toekomst gemakkelijk worden teruggegrepen op eerder gedaan werk.
Morel van Mourik behandelt even kort als krachtig de verschillende fasen in de opbouw van een cantorij. Het meeste spreekt voor zich maar zal in de praktische uitwerking per situatie natuurlijk verschillend zijn. Tact en psychologisch inzicht wordt verondersteld!
Drie pagina's worden besteed aan negatieve factoren in de kerkmuzikale praktijk. Dit hoofdstuk 'Tegenslagen' zal door iedere kerkmusicus in meer of mindere mate kunnen worden aangevuld, het belangrijkste is het om te zien dat de 'Lofzang' immer door zal kunnen gaan. Tegenslagen zijn er om overwonnen te worden en in deze is de kerkmuziek een even betrouwbare als krachtige medestrijder. Dat is de ondertoon die in dit verhaal telkens te beluisteren is en dat maakt het verhaal uit de praktijk zo waardevol en bemoedigend. Eerlijke kerkmuziek heeft kansen, ook in moeilijke omstandigheden!
Twee pagina's worden ingeruimd voor 'liederen met lange adem', liederen die er door hun lengte om vragen in wisselzang gezongen te worden. Veel is waarschijnlijk zelf al een keer ontdekt, maar dit overzicht wijst ook de meer ervaren kerkmusicus weer op deze functionele wijze van alternatim zingen.
Tenslotte zijn er 6 pagina's ingeruimd voor een 'jaarprogramma voor beginnende cantorijen'. Muziek wordt aangegeven, geordend naar het kerkelijk jaar: psalmen, gezangen, motetten en canons. Jammer is dat er geen uitgaven van de Commissie voor de Kerkmuziek en van de Lutherse Werkgroep voor Kerkmuziek konden worden vermeld. Wellicht dat in een volgende druk deze suggesties in een wat uitgebreider kader geplaatst kunnen worden.
Al met al een praktische brochure als gids bij de eerste opstap naar de grote en boeiende wereld van de kerkmuziek!

Emmanuel Haein, De problematiek van de gemeentezang in de Gereformeerde Kerken en de liturgische rijkdom van het Geneefse Psalter (1926). Baarn: Gooi & Sticht, 1995. ISBN 90-304-0725-5; 132 blz. € 45.00

In deze publikatie verschijnt de hymnologische studie van Emmanuel Haein uit 1926 voor het eerst in druk, voorzien van een inleiding door dr. Jan R. Luth en een Nederlandse vertaling door drs. José van Lieshout. Haeins werk is - ook voor onze tijd - van betekenis voor de beoefening van muziekwetenschap en hymnologie vanwege zijn 'herontdekking' van de waardevolle liturgische schat van het Geneefse Psalter en zijn directe relaties met het gregoriaanse repertoire en liederen uit de Franse volkscultuur. Haein bestrijdt de contrafact-theorie van Orentin Douen uit 1876 op overtuigende wijze en geeft aanwijzigingen voor de uitvoeringspraktijk van de psalmen van Genéve. Een bijzonder geschrift van een Franse dominee uit 1926, dat gedurende bijna 70 jaar voor wetenschappers en andere geïnteresseerden moeilijk bereikbaar is geweest.