Walter von Forster (1915-2002) - Luthers kerkmusicus in Beieren
Categorie: Renaissance kerkmuziek
Publicatie in: Musica Sacra
Datum: september 2015
Walter von Forster (1915-2002)
Luthers kerkmusicus in Beieren
Voordat wij in 2016 volop aandacht zullen besteden aan de dan 100 jaar geleden geboren Siegfried Reda (1916-1968) plaatsen wij in dit nummer eerst nog een korte bijdrage in de serie ‘Kerkmuziek in de 20ste eeuw' over de vrijwel onbekende componist Walter von Forster (1915-2002). In de schaduw van de meer op de voorgrond tredende componisten blijken telkens weer vele kerkmusici een wezenlijke bijdrage te hebben geleverd aan de ontwikkeling van de kerkmuziek. Walter von Forster was zo'n minder bekend componist die in het katholieke Beieren onverdroten doorging met het schrijven van Lutherse kerkmuziek.
Leven
Walter von Forster werd op 15 juni 1915 geboren in het Beierse Hammer/Neurenberg en kreeg vanaf zijn zesde jaar pianoles en harmonieleer van Leonhard Stirnweiß. Zijn moeder was een excellente alt, van huis uit kreeg hij zo het liedrepertoire van Franz Schubert, Hugo Wolf en Robert Schumann mee.
Na zijn eindexamen aan het ‘Humanistisches Gymnasium' studeerde hij in München compositie en kerkmuziek bij Joseph Haas (meesterklas), Walter von Hoeßlin en Hermann Sagerer. Tijdens de ‘Kamermuziekconcerten voor hedendaagse muziek' in Neurenberg kwamen reeds in die jaren composities van Walter von Forster tot klinken (pianowerken, liedcycli, strijkkwartetten). Tijdens de oorlog voorzag hij in zijn levensonderhoud door het geven van privélessen. In 1943 werd hij benoemd tot cantor-organist van de Stephanuskirche in München-Nymphenburg, na de oorlog (1946) werd hij docent muziektheorie aan de ‘Staatliche Hochschule für Musik' in München, waar hij later professor zou worden. Ook na zijn pensionering in 1979 bleef hij zeer actief als componist, organist en dirigent. Op 24 november 2002 is Walter von Forster in Herrsching am Ammersee na een kort ziekbed overleden.
Hij onderhield een intensieve correspondentie met vakgenoten waaronder Walter Blankenburg, Diether de la Motte, Ernst Pepping, Karl Marx en Hugo Distler. Met de laatste had von Forster een lange en vruchtbare briefwisseling over ‘Unterweisung in Tonsatz', het theorieboek (1937) van Paul Hindemith. Later zou Walter von Forster ook een poging wagen de muziektheorie in structuur te brengen in zijn ‘Elemente des homophonen Satzes' (Wildenroth, 1971).
Walter von Forster is in de verte te vergelijken met een Hans Leo Hassler en een Johann Pachelbel die ook in het katholieke zuiden van Duitsland hun muziek componeerden, zeker beïnvloed door de katholieke atmosfeer, maar voldoende gegrepen door de evangelisch-lutherse kerkmuziek om trouw te kunnen blijven aan zichzelf.
Werken
Walter von Forsters oeuvre bevat meer dan 200 composities. Op de website www.bsb-muenchen.de is een lijst te vinden van 223 werken: orkestwerken, pianoconcerten, oratoria, liturgische werken, cantates (waaronder vele liedcantates), a capella muziek, soloconcerten, instrumentale muziek in diverse bezettingen, orgelconcerten, koraalvoorspelen, kamermuziek, etc. Het lijkt een schier eindeloze opgave van titels. Het zwaartepunt ligt bij de kerkmuziek: liedzettingen, liedcantates, liedmotetten en koraalvoorspelen nemen het leeuwendeel in van zijn werken. Zijn gehele muzikale nalatenschap bevindt zich in de muziekdafdeling van de Bayerischen Staatsbibliothek München. Op de website www.walter-von-forster.de is onder ‘Werkverzeichnis‘ een gestructureerd overzicht gegeven van zijn composities met vele details en bijzonderheden. Los van de 223 gedocumenteerde werken schreef von Forster ook nog meer dan 400 canons.
In juni van dit jaar werd op de ‘Bayerischen Rundfunk‘ zijn ‘Divertimento ballábile‘ uitgevoerd door het Stuttgarter Bläserquintett en ook door het land krijgt von Forster dit jaar de aandacht die hij verdient.
Als muziekbijlage hebben wij deze keer een liedzetting van hem opgenomen, een bewerking van het gradualelied voor Kerstmorgen, ‘U Jezus Christus loven wij‘ (lied 470). Wij zien hier de volbloed componist die muziek schrijft voor de liturgische en kerkmuzikale praktijk zonder concessies te doen aan de muziek zelf. In alle eenvoud geeft hij diepte aan de tekst, het contrapunt klopt helemaal en het is goed te zingen door iedere geoefende zanggroep of cantorij.
Opvallend is dat von Forster de melodie een kwart lager aan de altpartij geeft. Dit zou op het eerste gezicht verwarrend kunnen werken, mede omdat de zetting op de dominant eindigt. Maar von Forster is de man van de praktijk die weet dat bij wisselzang de gemeente dit bekende lied zonder nadenken weer op de tonica zal inzetten, zeker met de begeleiding van het orgel.
Fraai is hoe de stijgende melismen op ‘Gelobet‘ bij de sopranen de zetting direct energie geven en hoe de lange noot even daarna op ‘Mensch‘ alle aandacht vestigt op het centrale gegeven met Kerstmis: de ‘menswording‘ van Jezus. De baspartij heeft bij de voorimitatie van de tweede regel op ‘Mensch‘ de hoge e‘, de op één na hoogste noot voor de bassen, de hoogste bewaart von Forster met een hoge f‘ even later voor de ‘Engelschar‘! In de Nederlandse vertaling van Jan Willem Schulte Nordholt kon de woord-toon-verhouding niet overal volledig worden overgenomen, gelukkig wel in de tweede regel bij ‘die een mens zijt ons nabij‘.
Verrassend vervolgt von Forster de koorzetting bij ‘von einer Jungfrau, das ist wahr‘, waarbij niet alleen de herhaling van ‘das ist wahr‘ opvalt maar ook de plotselinge verlaagde fis tot f. Als met een dwingende aanwijsstok aangegeven, zo richt von Forster daarmee de aandacht op datgene dat ‘waar gebeurd is‘, waarbij hij als een moderne Heinrich Schütz ook nog eens het ‘ist‘ laat oplichten door bij de tweede keer weer een stralende fis te noteren. Het is echt gebeurd, zoals Schütz in de Musikalische Exequien in één van de eerste aria's alle nadruk legt op het ‘ist‘ bij ‘Christus ist mein Leben‘. De koorzetting gaat verder met vele vrolijke achtste noten bij ‘freuet sich‘, direct overgenomen door de baspartij. In rustige melodische lijnen wordt de zetting met het Kyrie eleison afgesloten, waarbij opvalt dat de altpartij de laatste regel begint met een cis en niet een c, zoals de melodie eigenlijk aangeeft. Een dichterlijke vrijheid van de componist!
Eén van zijn lijfspreuken was ‘Liever iets nieuws componeren dan moeite doen om oude stukken uit te voeren‘. Hij wist dat actuele muziek altijd de meest sterke muziek is, de taal, het idioom van heden wordt het beste verstaan door de mens van heden. De verrassing opent de ogen voor wat er achter de noten gebeurt, zo wist Walter von Forster iedere compositie telkens een meerwaarde te geven. Zo voelde hij zich het beste thuis in de kerkmuziek, daar waar de diepere waarden in de tekst al gegeven zijn. Het is te hopen dat die diepere waarden middels zijn muziek ook in de toekomst tot klinken zullen blijven komen!
Hans Jansen