Arnold Mendelssohn (1855-1933)

Categorie: Renaissance kerkmuziek
Publicatie in: Musica Sacra
Datum: december 2011

Artikel openen in groter venster Stuur dit artikel door Dit artikel afdrukken



Kerkmuziek in de 20ste eeuw (deel 24)
Arnold Mendelssohn (1855-1933) 


Wegbereider voor de vernieuwing van de kerkmuziek

Zoals vermeld in de vorige bijdrage in deze jarenlange reeks zullen wij in de komende nummers van Musica Sacra aandacht geven aan de wegbereiders, pioniers en voorlopers van de renaissance van de kerkmuziek. Passeerden tot nu toe componisten, theologen en musicologen de revue die tussen 1901 en 1911 geboren waren, nu zullen wij vooral het vizier richten op de kerkmusici uit de tweede helft van de 19e eeuw. Als eerste stond in Musica Sacra nr. 72 de musicoloog Friedrich Blume centraal, die in heldere lijnen de geschiedenis van bloei, verval en vernieuwing van de kerkmuziek wist uit te tekenen.
Nu willen wij aandacht geven aan Arnold Mendelssohn, die geboren werd middenin de kerkmuzikale vervalperiode, maar die ondanks de heersende tijdgeest inzag hoe een gezonde kerkmuzikale praktijk er idealiter uit zou moeten uitzien. Hij bereidde letterlijk de nieuwe tijd voor, hij wist wat er zou moeten gebeuren om de kerkmuziek weer te laten functioneren zoals deze bedoeld is en hij heeft de eerste tekenen van die nieuwe tijd nog net kunnen meemaken. Zo kon hij in 1924 als eerste een bundel motetten publiceren die geënt zijn op het kerkelijk jaar, maakte hij in hetzelfde jaar de première mee van de baanbrekende ‘Messe in a moll' van Kurt Thomas en heeft hij in 1932 nog net de ‘Weckruf' gehoord van de theoloog Oskar Söhngen die met succes hedendaagse componisten stimuleerde om nieuwe muziek voor de kerk te schrijven.
Toen de verbinding met de theologie, het kerkelijk jaar, de liturgie en het kerklied weer was hersteld, toen de gemeente weer een echt kerkelijke gemeenschap was geworden, kon de kerkmuziek niet anders dan weer volop gaan bloeien. Arnold Mendelssohn heeft dat al vroeg ingezien en heeft aan het eind van zijn leven het begin van de herleving als een ware Mozes nog net kunnen aanschouwen!

Leven
Arnold Ludwig Mendelssohn werd geboren op 26 december (Gedachtenis van Stefanus) in het Silezische Ratibor, in het huidige Tsjechië. Inderdaad is hij familie van twee andere bekende ‘Mendelssöhne': hij is de achterneef van de componist Felix Mendelssohn-Bartholdy en achterkleinkind van Moses Mendelssohn, de bekende filosoof die nauwe contacten onderhield met de toenmalige intellectuele elite, waaronder Emanuel Kant. De geestelijke wortels van Arnold Mendelssohn liggen dus in de Verlichting en hij groeide op in de tijd van de Romantiek en Hoog-Romantiek, de periode waarin de kerkmuziek in niets meer te vergelijken was met zoals deze functioneerde in de periode tussen ‘Luther' en ‘Bach'. Zoals gezegd: het is daarom heel bijzonder dat Arnold Mendelssohn inzag dat goede kerkmuziek wel degelijk mogelijk zou kunnen zijn als het kerkelijk klimaat zou veranderen.
Arnold Mendelssohn werd geboren acht jaar na de dood van Felix Mendelssohn-Bartholdy en één jaar de dood van Robert Schumann. Zijn eerste muzieklessen kreeg hij van Carl August Haupt, een volbloed romanticus en latere directeur van het ‘Koninklijk Instituut voor Kerkmuziek' in Berlijn. Na een paar maanden rechten te hebben gestudeerd in Tübingen (op aandringen van zijn moeder) ging hij weer naar Berlijn om definitief voor de muziek te kiezen en kreeg hij opnieuw les van Carl August Haupt. Parallel studeerde hij aan de ‘Akademische Hochschule für Musik' o.a. bij Friedrich Kiel en Eduard Grell, die hem bij zijn afstuderen betitelde als een ‘Bedeutendes Talent für Composition'.
Zijn eerste aanstelling als cantor-organist kreeg Mendelssohn in 1880 aan de Kreuzkirche in Bonn, waar hij tevens werd aangesteld aan de universiteit voor de vakken orgel en muziektheorie. In Bonn leerde hij de theologen Friedrich Spitta en Julius Smend kennen, twee mannen met wie hij een diepe en jarenlange vriendschap sloot. Zij stimuleerden elkaar in musicologisch en liturgisch onderzoek en zo maakte Arnold Mendelssohn de partituur van de Matthäus Passion van Heinrich Schütz voor het eerst sinds de 17e eeuw weer gereed voor uitvoering. 52 jaar nadat Felix Mendelssohn-Bartholdy de Matthäus Passion van Johann Sebastiaan Bach weer voor het eerst uitvoerde bracht zijn achterneef Arnold de Matthäus Passion van Schütz weer tot klinken. Arnold Mendelssohn stond zo aan de wieg van de Schütz-renaissance en verzorgde als eerste vele uitgaven van composities van Schütz.
Toen Mendelssohn maar geen gehoor kreeg voor zijn wens de orgelgalerij uit te bouwen, teneinde uitvoeringen met grotere instrumentale bezetting mogelijk te maken, verliet hij Bonn na drie jaar. Ook drie jaar was hij werkzaam in Bielefeld (1883-1886), waar hij relatief veel wereldlijke muziek componeerde. In 1885 trouwde hij, kreeg vier kinderen waarvan er drie alweer vroeg aan hersenvliesontsteking overleden. In composities uit deze zware jaren is een zekere bitterheid te horen. In deze periode begint Mendelssohn met het opschrijven van zijn gedachten. Hij draagt constant een aantekenboekje bij zich en noteert tot aan het eind van zijn leven wat hem te binnen schiet. In 1949 worden deze gedachten onder de titel ‘Gott, Welt und Kunst' worden uitgegeven.
In 1886 krijgt hij van Franz Wüllner (de uitgever van de bekende ‘gele' ‘Chorübungen') het verzoek om les te geven aan het Keuls Conservatorium. Uit deze tijd stammen de vriendschappen met Engelbert Humperdinck en Hugo Wolf. De compositie van vele liederen voor solozang vinden hun inspiratie o.a. in het contact met Wolf.
Na vier jaar in Keulen te hebben gewerkt verhuist Mendelssohn naar Darmstadt en zal daar tot zijn dood blijven wonen en werken. Hij wordt de eerste professionele kerkmusicus in Duitsland door zijn aanstelling als ‘Kirchenmusikmeister' voor de ‘Evangelische Landeskirche Hessen'. Vanaf dit moment schrijft Mendelssohn weer veel kerkmuziek en voerde hij vele malen de passionen van Heinrich Schütz en Joh. Seb. Bach uit. Maar daarnaast zal hij in Darmstadt tevens meer dan de helft van zijn liederen componeren.
Vanaf het moment dat Mendelssohn in 1906 kennismaakte met de Leipziger Thomascantor Karl Straube componeerde hij vele koorwerken voor de befaamde ‘Thomaner'. In 1912 werd Mendelssohn tevens benoemd tot docent contrapunt aan het Conservatorium in Frankfurt waar hij o.a. les gaf aan Paul Hindemith, Kurt Thomas, Günter Raphael. Hindemith droeg zijn Concert voor Altviool, opus 36/4 in grote dankbaarheid op aan ‘Herrn Professor Arnold Mendelssohn'. Pas laat in zijn loopbaan, vanaf 1914, begint Mendelssohn meer instrumentale muziek te componeren. In korte tijd ontstaan drie symfonieën, kamermuziek en orgelmuziek.
Op 19 februari 1933 overlijdt Arnold Mendelssohn aan een hartaanval in zijn huis in Darmstadt. Liefst 26 necrologen verschijnen in binnen- en buitenland, een teken dat de grote betekenis van Mendelssohn direct duidelijk was.
Helaas werd de uitvoering van zijn muziek door het nieuw aangetreden Nazi-bewind verboden en na de oorlog bleek zijn muziek zich niet geheel te kunnen hebben ontworsteld aan de romantische tijdgeest en vond het geen genade in de ogen van de liturgische puristen. Maar vanaf de jaren 80 van de vorige eeuw wordt zijn muziek weer meer gewaardeerd en uitgevoerd en worden vooral ook zijn gedachten over liturgie en kerkmuziek gelezen en begrepen. In 1929, vier jaar voor zijn dood, schrijft hij filosoferend over de aanstaande doorbraak van de nieuwe kerkmuziek: ‘En eindelijk, als de tijd vervuld is, zal ook het creatieve genie niet uitblijven, die ons het noodzakelijke nieuwe zal brengen. Tot dat moment zal ieder van ons met zijn beste krachten, met zijn beste inzichten op zijn eigen plaats en met een ongebroken motivatie hard aan het werk moeten gaan!'

Werken
Mendelssohns zeer omvangrijke oeuvre omvat vrijwel alle compositorische vormen. Hij componeerde drie symfonieën, een viool- en een celloconcert, talrijke kamermuziek, drie opera's, ca 170 liederen, klaviermuziek en last but not least een veelvoud aan kerkmuziek, te verdelen in kerkliederen, liedzettingen, motetten, cantates, oratoria en orgelmuziek. Zijn eerder genoemde motetten voor het kerkelijk jaar werden als opus 90 uitgegeven onder de titel ‘Geistliche Chormusik', een directe verwijzing naar en eerbetoon aan de ‘Geistliche Chormusik' van Heinrich Schütz van 1648. Later zullen Kurt Thomas en Hugo Distler hun verzameling motetten ook deze titel meegeven. Deze bundel was de eerste verzameling van liturgisch functionele muziek.
Vooral zijn vroege vocale composities verraden de invloed van het toen heersende a capella-ideaal en oriënteren zich qua stijl aan de vorm- en klankvoorstellingen van de Barok. Na de eeuwwisseling tracht Mendelssohn hedendaagse stijlelementen van de atonale muziekontwikkeling te verwerken in zijn composities, zoals bijv. in zijn Adventsmotet opus 90/5.
Zijn instrumentale werken zijn tot het eind toe gekenmerkt door de verbinding met de klassieke sonatevorm, welke Mendelssohn als ‘eeuwig en algemeen geldend' bestempelde. Deze ‘objectiviteit' probeerde hij in zijn werken telkens nieuw uit te drukken. Hij voelde zich een ‘anti-Romanticus' en verwijderde zich het meest van het Romantische klankidioom met Psalm 137 en de ‘Geistliche Kantate' opus 54. Toch bleef de muziek van Mendelssohn lange tijd verbonden met de periode van de Romantiek, de vernieuwingen waren dermate voorzichtig en omzichtig dat zijn composities, zeker in vergelijking met zijn opvolgers, aanvankelijk als te weinig verfrissend werden ervaren.
Het is ondoenlijk hier een volledige opsomming te geven van alle werken van Arnold Mendelssohn, op de website www.arnold-mendelssohn.de zijn alle composities overzichtelijk ondergebracht in rubrieken, tevens is op deze site veel nadere informatie over Mendelssohn te vinden. Wij willen hieronder tenslotte enkele voorbeelden geven van de kracht van de kerkmuziek van Mendelssohn, wij leren hem kennen als een integere kerkmusicus die met de middelen van zijn tijd de meest aansprekende kerkmuziek componeerde.

Muziekvoorbeelden
Arnold Mendelssohn schreef een aantal kerkliederen waarvan er vijf zijn afgedrukt in ‘Das Hessische Gesangbuch'. Het lied ‘Wir glauben all an einen Gott' won in 1911 de eerste prijs bij een ‘kerkliedcompetitie'. De tekst is ‘naar Martin Luther' en is een eenvoudige, compacte weergave van het Luther's Credolied. Mendelssohn schrijft een melodie die door de driekwartsmaat een zekere zwierigheid bezit, maar door de ‘Dufay-cadenzen' (een afsluiting van een regel met een stijgende kleine terts en niet met een stijgende kleine seconde) direct ook een sacraal karakter oproept. In de verte doet deze cadens denken aan de oud-kerkelijke melodie van ‘Te Deum'.

Een wel heel opvallend motet is het motet voor Hervormingsdag ‘Hier stehe ich', de beroemde tekst die door Maarten Luther in 1521 moet zijn uitgesproken tijdens de Rijksdag in Worms. Bij mijn weten is deze tekst niet eerder door anderen op muziek gezet. Pakkend zijn telkens de plotseling rusten na ‘Hier stehe ich', een stijlvorm die in de Barok ‘abruptio' werd genoemd, een plotselinge afbreking in de muziek om de tekst meer kracht bij te zetten. Het stilstaan van de muziek symboliseert het ‘staan' van Luther: na alle bewegingen, alle discussies, alle strijdschriften, twijfel en aanvechtingen weet Luther dat hij staat waar hij staat en dat hij niet vooruit en niet achteruit loopt, maar volledig zelfverzekerd de keizer diep in de ogen kijkt. Arnold Mendelssohn heeft dit moment, dit plaatje perfect weergegeven in de muziek. Nog verrassender wordt zijn motet als boven dit stemmenweefsel uit opeens in lange notenwaarden de melodie klinkt van ‘Erhalt uns Herr bei deinem Wort'! Nu worden de rusten na ‘hier stehe ich' opgevuld door de melodienoten van ‘Erhalt uns Herr', de melodienoten als goede machten boven deze scene uit. Met een triomferend ‘Amen', dat zo weggelopen lijkt te zijn uit het ‘Amen' van ‘Singet dem Herrn' van Heinrich Schütz (Mendelssohn kende zijn klassiekers!), besluit hij dit bijzondere motet.

Tenslotte een muziekvoorbeeld van een door Mendelssohn verzorgde uitgave. Zoals vermeld publiceerde hij in 1881 de Matthäus Passion van Heinrich Schütz en voerde hij deze passie op 4 april 1881 in Bonn voor de eerste keer na de dagen van Schütz weer uit. Een jaar later verscheen een uitgave van de Johannes Passion van Schütz. Het is een uitgave typisch voor deze tijd, met een begeleid recitatief, maatstrepen, vele dynamische tekens, voorslagen (!) en tempoaanduidingen, maar kon het anders? De musicologische kennis was zeer beperkt en stond nog in de kinderschoenen. Er werd naar deze 17eeeuwse muziek gekeken door de bril van de Romantiek. Mendelssohn gaf aan dat hij de passie liever a capella had willen uitvoeren maar zag dat dat nog niet goed mogelijk was. Hij heeft, hoe dan ook, als geen ander de muziek van Heinrich Schütz op de lessenaars van de koren gebracht, de ‘Singbewegung' is zonder de muziek van Schütz eigenlijk niet goed denkbaar. De latere uitgaven van Kurt Thomas en Wilhelm Kamlah zijn technisch inderdaad beter verzorgd, maar grijpen toch beide terug op het pionierswerk van Mendelssohn. Het liturgische karakter van de Schütz-passionen werd door Mendelssohn direct onderkend, het is geen concertmuziek voor de concertzaal maar passiemuziek die ingebed kan worden in een passievesper. Het is dienende muziek die de tekst centraal stelt. Het is de verdienste geweest van Arnold Mendelssohn dat hij dit zo centrale gegeven van de liturgische kerkmuziek mede gestalte heeft weten te geven!


Hans Jansen

Geraadpleegde literatuur:
* Julius Smend, Zu Arnold Mendelssohns Glaubenslied, in: Monatschrift für Gottesdienst und kirchliche Kunst, 1911, blz. 309
* Arnold Mendelssohn, Evangelische Kirchenmusik vor fünfzig Jahren und heute, in: Musik und Kirche, 1929, nr. 2, blz. 111
* Rochus Freiherr von Liliencron, Chorordnung, 1929, Kassel
* Heinrich Spitta, In Memoriam Arnold Mendelssohn, in: Musik und Kirche, 1933, nr. 2, blz. 106
* Hans Martin Balz, Arnold Mendelssohn und die evangelischen Kirchenmusik, in: Musik in Darmstadt zwischen den beiden Weltkriegen, blz 57, 1980, Mainz
* Erika Weber-Ansat, Arnold Mendelssohn (1855-1933) und seine Verdienste um die Erneuerung der evangelischen Kirchenmusik, 1981, Regensburg
* Michael Graf Münster, Arnold Mendelssohn - Eine Erinnerung vor seinem 150. Geburtstag, in: Musik und Kirche, 2005, nr. 6, blz. 456
* Sven Hienke, Schriftlicher Denker - Zum 75. Todestag von Arnold Mendelssohn (‘Gott, Welt und Kunst'), in: Musik und Kirche, 2008, nr. 1, blz. 44