Günter Raphael (1903-1960)

Categorie: Renaissance kerkmuziek
Publicatie in: Musica Sacra nr 49
Datum: december 2003

Artikel openen in groter venster Stuur dit artikel door Dit artikel afdrukken



Kerkmuziek in de 20ste eeuw (IX)

In dit derde en laatste nummer van Musica Sacra van 2003 besteden wij aandacht aan Günter Raphael, de zeer getalenteerde musicus die dermate onder de verdrukkingen van het nazi-bewind heeft geleden dat hij na vele ziektes reeds op 57-jarige leeftijd is overleden. Als componist doet hij niet onder voor Johann Nepomuk David, Ernst Pepping of Hugo Distler en ook als organist en pianist stond hij op bijzonder hoog technisch en artistiek niveau. Klinkt in de composities van Hugo Distler vaak het lijden en de angst door de noten heen, de muziek van Günter Raphael is veel opener en is immer vervuld met een reële hoop. Distler verwerkt al componerende een stuk van de pijn, Raphael lijkt deze pijn en verdriet al daarvoor verwerkt te hebben. In zijn boek ‘Musik - Das Ende aller Illusionen? - Günter Raphael im NS-Staat' beschrijft Thomas Schinköth gedetailleerd de zo duistere nazi-periode. Via brieven van Günter Raphael krijgen wij inzicht in de verdrukkingen die Raphael als half-jood heeft moeten doormaken. Hoewel hij in 1932 nog werd gezien als de grote belofte voor de nieuwe muziek en hij een stormachtige ontwikkeling van zijn carrière beleeft, wordt zijn geestelijke bewegingsvrijheid vanaf 1934 plotseling drastisch ingeperkt. Zijn lidmaatschap van de ‘Reichsmusikkammer' wordt hem in 1935 weliswaar na veel moeite eerst verleend, maar daarna afgenomen, later weer verleend en tenslotte in 1939 definitief geweigerd. Hij verliest zijn belangrijkste functies en het wordt hem verboden openbare optredens te verzorgen en les te geven. Ook de uitvoering van zijn composities wordt verboden. Dat grote dirigenten als Wilhelm Furtwängler en Rudolf Mauersberger zich niets aantrokken van dit verbod zegt genoeg over het niveau van Raphaels muziek. Ook na de oorlog blijft Raphael lange tijd op zichzelf aangewezen. Niet alleen was hij geestelijk en fysiek te zwak om zich snel een plaats te verwerven binnen de muziekwereld, ook bleef hij zijn muzikale principes trouw en ging (net als b.v. Ernst Pepping) niet mee met de nieuwe, experimentele muziek. Het is verbazingwekkend hoe Raphael zijn omvangrijke oeuvre tegen de verdrukking in heeft weten op te bouwen. Tekenend voor zijn instelling is de keus voor de tekst van zijn Triptychon dat hij componeerde in zijn sterfjaar, 1960: ‘Selig der Mensch der gelitten hat. Er hat das Leben gefunden.' In het kort geven wij hieronder de levensgang van Günter Raphael.

Levensgang

Günter Raphael werd op 30 april 1903 in Berlijn geboren waar zijn vader Georg Raphael cantor-organist was aan de St. Matthäi; zijn moeder was de dochter van Albert Becker, de beroemde Domkapelmeester in Berlijn. Raphael studeerde tussen 1922 en 1925 compositie, orgel, piano en directie aan de Berlijnse ‘Hochschule für Musik' en het was Karl Straube die er voor zorgde dat hij vanaf 1925 bij Arnold Mendelssohn in Darmstadt verder kon studeren. In dat jaar werd zijn eerste strijkkwartet uitgevoerd en in 1926 verzorgde Wilhelm Furtwängler in het Leipziger Gewandhaus de première van zijn eerste symfonie. In 1926 werd hij (op 23-jarige leeftijd) tevens benoemd als leraar compositie en theorie aan het Conservatorium van Leipzig. Tot 1934 componeerde hij een reeks van belangrijke werken, waaronder zijn Requiem, Vioolconcert, ‘Vom jüngsten Gericht' en zijn Orkestvariaties (uitgevoerd door Eugen Jochum). Dan begint het nazi-bewind met de terreur en moet hij als half-jood zijn functies aan het Leipziger Conservatorium opgeven. Hij trekt zich met zijn vrouw terug in Meiningen. Hij overleeft een levensbedreigende tuberculose en ondergaat verschillende grote operaties. Zijn vrouw weet te regelen dat de schoonvader van Kurt Hessenberg (waarmee Raphael goed bevriend was) in zijn functie als arts er voor kon zorgen dat Raphael op tijd kon worden overgebracht naar een Sanatorium in Bad Nauheim, alwaar hij gevrijwaard bleef van arrestatie door de nazi's. Het is onvoorstelbaar dat Raphael zelfs onder deze extreme omstandigheden gewoon door ging met componeren.
Na de oorlog lukt het Raphael veel van zijn composities bij uitgevers onder te brengen. Hoewel hem opnieuw wordt aangeboden docent te worden aan het Leipziger Conservatorium gaat hij daar niet op in. Aan de ene kant herinnert de stad Leipzig hem teveel aan de nazi-tijd, aan de andere kant ziet hij de persoonlijke vrijheid daar steeds meer ingeperkt worden. In 1948 ontvangt hij de belangrijke Frans-Liszt-Prijs voor compositie, vanaf 1949 is hij docent aan het Conservatorium van Duisburg en vanaf 1956 aan het Conservatorium van Mainz; vanaf 1957 tot aan zijn dood is hij tevens professor aan de ‘Staatliche Musikhochschule' in Keulen. Postuum wordt hij in 1968 benoemd tot ‘Ere-senator' van de Hochschule für Musik ‘Felix Mendelssohn-Bartholdy' in Leipzig.

Kerkmuziek

Hoewel Raphael een veelzijdig musicus en componist was, is heeft hij zich steeds meer op de vocale muziek gaan richten en dan vooral op de vocale kerkmuziek. Naast zijn (5) grote symfonieën, concerten, kamermuziek, piano- en orgelmuziek is de lijst met geestelijke koorwerken (a capella en met instrumenten) verreweg het langst. Hij componeerde zowel groots opgezette kerkmuziek als de functionele, relatief eenvoudige kerkmuziek. Manfred Mezger vat in zijn artikel over de kerkmuziek van Raphael enige gedachten bondig samen: ‘Zijn compositiestijl is origineel. Hij voelde zich verbonden met de romantische muziek van Robert Schumann, Johannes Bahms en Max Reger. Ook actuele muziek komt niet zomaar uit de lucht vallen. Zij staat op de schouders van haar voorgangers, maar aan deze ontwikkeling en traditie moet wel iets nieuws worden toegevoegd. De natuur maakt geen sprongen, de cultuur ook niet (o.a. daarom keerde Raphael zich fel tegen de geforceerde pogingen van de seriële en experimentele muziek). Stijl is vooral jezelf zijn, zonder de angst: ben ik een epigoon? Maar ook zonder de aanmatiging: ben ik een profeet?'
Tot zijn groots opgezette kerkmuzikale werken behoren o.a. zijn Requiem (1929), Psalm 104 (1932), ‘Vom jüngsten Gericht' (1932), ‘Gebet'(1944), Glaubensbekenntnis (1949), ‘Vaterunser-Kantate', ‘Bußkantate', ‘Judikakantate' (1950) en ‘Dies Irae' (1951). In zijn ‘Hebräer-Brief' (1946) probeert hij een begin te maken met de verwerking van het verleden: ‘..... Doch wij hebben niet te doen met nalatigheid, die ten verderve voert, doch met geloof, dat de ziel behoudt'. Hij besluit dit aanvankelijk 4-stemmige motet met een alsmaar verdergaande uitwaaiering van stemmen totdat hij een 12-stemmigheid bereikt en in pianissimo de tekst eraan toevoegt: ‘Amen, das ist gewißlich wahr'.
Naast deze grootse en veeleisende composities heeft Raphael ook veel functionele, eenvoudige gebruiksmuziek geschreven. Zo componeerde hij o.a. 20 ‘Advents- und Weihnachtssätze', 12 vierstemmige ‘Spruchmotetten', ‘Sechs Choralmotetten mit obligater Flöte', ‘Geistliche Chormusik' en 15 ‘Sätze für das Wochenlied'. Voor de organist componeerde hij 46 ‘Choralvorspiele' en koraalpartita's, toccata's, passacaglia's, fuga's en variaties bij het toenmalige Evangelisches Kirchengesangbuch. De driedelige Sonate opus 68 handelt over Kerstmis, Goede Vrijdag en Pasen: ‘Et incarnatus est - Crucifixus - Et resurrexit'.
Günter Raphael wilde zich niet laten indelen binnen de vaste structuren van de Kerk. Hij geloofde in een ‘Una sancta', een samengaan van de Rooms-Katholieke en de Lutherse Kerk. Fraai heeft hij deze gedachte uitgewerkt in zijn ‘Glaubensbekenntnis' waar hij aan het begin het Latijnse gregoriaanse Credo verbindt met het Duitse ‘Wir glauben all an einen Gott'.

Zoals Hans Klotz constateert ‘verklankt Günter Raphael niet alleen de liefde maar ook de gerechtigheid van God, niet alleen de genade maar ook het gericht. Niet alleen het lieflijke, troostende en verzoenende krijgt een plaats bij hem maar ook het harde apocalyptische oordeel. Raphael heeft duidelijk onder het teken van de opdracht gestaan, hij heeft deze opdracht volbracht. Voor ons blijft de verplichting'.

Geraadpleegde literatuur:

  • Manfred Mezger, Günter Raphaels Kirchenmusik, in: Musik und Kirche
    (23)1953, blz 150.
  • Hans Klotz, Zum Tode Günter Raphael, in: Musik und Kirche (30) 
    1960, blz 289.
  • Manfred Mezger, Ein Erneuerer evangelischen Kirchenmusik.
    Zum 70. Geburtstag von Günter Raphael, in: Musik und Kirche (43)
    1973, blz 140
  • Thomas Schinköth, Musik - Das Ende aller Illusionen?
    Günter Raphael im NS-Staat,
    von Bockel-Verlag, Hamburg, 1996