Romantiek en de eredienst

Categorie: Relata refero
Publicatie in: Musica Sacra nr 8
Datum: september 1989

Artikel openen in groter venster Stuur dit artikel door Dit artikel afdrukken

Bij de bespreking van enkele nieuwe kooruitgaven in het aprilnummer van 1989 van Musica Sacra werd naar aanleiding van de muziek van Louis Spohr opgemerkt: 'Mozartiaanse invloeden worden meest verdreven door 'Romantiek à la Mendelssohn' en deze muziek zal zowel door haar bezetting (dubbelkoor) als door haar a-liturgische klankidioom niet zo snel in de eredienst een plaats gegeven kunnen worden. Het is interessant om op een later tijdstip na te gaan waarom deze stijl eigenlijk niet zo goed past in de liturgie'. Door ruimtegebrek kon daar toen niet verder op worden ingegaan, maar zeker met een Lutherse Werkweek voor Kerkmuziek met veel koormuziek uit de Romantiek achter ons, is de tijd aangebroken om hieraan nu toch enige aandacht te schenken.

Voorop gesteld moet worden dat de romantische koormuziek van Felix Mendelssohn-Bartholdy, Johannes Brahms en Max Reger, zoals we die bijvoorbeeld zongen tijdens de laatste Werkweek, 't volledig waard is om bestudeerd en uitgevoerd te worden. De zeggingskracht van deze muziek bleek iedere keer weer even sterk als overtuigend en misschien ook wel door de liturgische inkadering van deze Werkweken ontaardde de romantische expressiviteit nergens in sentimentaliteit of ongeremde emotionaliteit. En toch kwam de vraag op ons af 'waarom deze muziek niet zo gemakkelijk gezongen kan worden in de zondagse eredienst'. Een vraag die in het verleden natuurlijk vaker is gesteld en ook telkens weer anders werd beantwoord.

In de eerste periode van de kerkmuziek-renaissance in het begin van deze eeuw werd de romantische muziek in de liturgie volledig afgezworen, maar als tegendruk tegen de soms al te koele en objectieve kerkmuziek werden heel geleidelijk aan toch openingen gemaakt naar de Romantiek. Heel langzaam verschoof het beeld totdat op vele plaatsen de kerkmuziek van bijvoorbeeld Mendelssohn in de liturgie weer wel werd geaccepteerd. Het zijn de golven van de tijd die ook hier over ons heen spoelen, maar bij het wegspoelen moeten we er wel op blijven letten dat het waardevolle niet meegesleurd kan worden! Als de vraag naar Romantiek groter wordt kan dat net zo goed een gevolg zijn van een niet verantwoord omgaan met de muziek die tot dat moment werd gebruikt.

Waarom deze romantische muziek niet gezongen kan worden in de eredienst, blijft een vraag die niet eenvoudig is te beantwoorden. Het is al te simpel om te stellen dat romantische muziek ontroert en dat, om met Augustinus te spreken, 'het niet goed is als ik meer geroerd word door het zingen dan door het gezongene', d.w.z. als de muziek mij meer ontroert dan de tekst. Immers, muziek van de oude meesters uit de zeventiende eeuw kan ook ontroeren en bij werken van Ernst Pepping spreekt naast het verstand het gevoel ook wel degelijk een rol! En toch is dit muziek die in de liturgie zonder bezwaar geïntegreerd kan worden.
Duidelijk is dat de romantische muziek heel goed een plaats kan krijgen op een concert of kerkmuziekavond en daar volledig tot haar recht kan komen, maar direct moet daar scherp bij onderscheiden worden of deze muziek even¬eens een verantwoorde plaats kan krijgen in de liturgie. Met andere woorden, wat op een concert wel kan hoeft nog niet altijd mogelijk te zijn in de liturgie. En daarmee komen we bij de vraag of de 'ontroering' bij Schütz en Schein dan soms een andere is dan bij Mendelssohn en of het doorslaggevende verschil dan misschien daarin ligt dat de muziek van bijvoorbeeld Schütz en Pepping geschreven is vanuit en voor de liturgie en dat bijvoorbeeld Mendelssohn een geestelijke tekst op muziek zet, zonder daarbij direct te denken aan inpassing in de liturgie.

De Duitse componist Karl Marx stelde eens in Musica Sacra:
'Echte kerkmuziek, muziek van een echte gemeente wil de gelovigen niet meeslepen, uit zijn evenwicht rukken, maar binnen leiden in een werkelijke ordening, zij wil zelf de afspiegeling zijn van de eeuwige goddelijk ordening. Aangrijpen moet zij ons echter alleen, om ons tot ons zelf ingekeerd weer te laten gaan. Wij willen 'beroerd' zijn, maar niet 'geroerd'; 'gesticht', maar niet 'bedwelmd', bewogen, maar niet heen en weer geslingerd doch in beweging gebracht. Wij verwachten van deze muziek niet zozeer uitdrukkingskracht, alswel symbolische kracht'.

Het verschil zit dus in het 'wel beroerd willen zijn, maar niet geroerd'; wel aangeraakt maar niet van zijn stuk gebracht, of zoals Ernst Pepping wel zei: 'met het verstand gevoeld en met het gevoel gedacht'.

Belangrijk is dat de gemeente werkelijk gemeente blijft en niet als publiek wordt gezien. De verleiding is altijd groot om, wetend dat er in de eredienst veel mensen aanwezig zullen zijn, fraaie indrukwekkende muziek uit te voeren om daarmee hoge ogen te gooien. Muziek 'die lekker in het gehoor ligt' spreekt nu eenmaal eerder aan dan bijvoorbeeld een meer op heldere exegese gerichte compositie van een moderne componist. En toch gaat het in de kerkmuziek om de gemeente, niet om een publiek. Het gaat om het Woord en haar diepe betekenis voor de gemeente en daarin voor de enkeling. Het gaat om de eerlijke uitwerking van de muziek die de tekst tot leven moet laten komen om haar inhoud klaar en helder voor ogen te stellen. Romantische muziek heeft de neiging de aandacht te richten op de eigen emotie en daarbij de gemeenschappelijke gerichtheid aan te tasten. De gemeente eert God in de eredienst en staat daarbij in het bovenpersoonlijke (niet onpersoonlijke) ambt van de aanbidding en lofprijzing. Teveel divergente emotie verstoort helaas de gemeenschappelijke concentratie, men is in dat geval meer met zichzelf bezig dan met het gemeenschappelijk eren en belijden.
De uitoefening van het ambt vraagt om objectiviteit en het is juist de vanuit deze instelling geschreven kerkmuziek die alleen maar een versterkende invloed zal uitoefenen op de liturgie.

Voor de kerkmusicus zijn er echter vele mogelijkheden om zich toch met de romantische kerkmuziek bezig te houden, ook in de gemeente. Heel inspirerend is het om na de dienst een koffieconcert te organiseren of op een gemeentezangavond langere, romantische werken te laten horen. Daarnaast is er in het concertleven vanzelfsprekend alle ruimte om muziek uit werkelijk iedere periode van de muziekgeschiedenis uit te voeren.

Het was juist de kracht van de romantische kerkmuziek die de vraag naar haar mogelijke plaats in de eredienst deed ontstaan, maar het was daarbij aan de andere kant ook de geopenbaarde eigenheid van haar wezen die de duidelijke grenzen van haar fuctioneren deed ontdekken. Om met Prediker te spreken, 'alles op aarde heeft haar tijd en haar plaats' en dat geldt (helaas, moeten we bijna zeggen!) ook voor de romantische kerkmuziek!