Het duurt niet meer lang tot de tijd (lied 748)
Categorie: Het Lutherse zondagslied in de liturgie
Publicatie in: Schiedams Kerknieuws
Datum: oktober 2024
Het duurt niet lang meer tot de tijd
van Christus aan zal breken,
en Hij in grote heerlijkheid
het oordeel uit zal spreken.
Het lachen is dat uur gedaan,
als alles zal in vuur vergaan,
naar Petrus heeft geschreven.
(Lied 748)
Het Lutherse zondagslied voor de voorlaatste zondag van het kerkelijk jaar is een typisch product van zijn tijd. In de zestiende eeuw was de levensverwachting kort, waren er oorlogen en verwoestende epidemieën en was het sterven en de dood een deel van het leven geworden. De tekst van Bartholomäus Ringwaldt (1532–ca. 1599) zal tegenwoordig niet meer zo snel door een dichter worden geschreven. In onze oren klinkt de wat ongepolijste tekst gedateerd, maar in de zestiende eeuw hoorden niet alleen dood en leven bij elkaar, ook was er een reële verwachting van de wederkomst van Christus. Ook Ringwaldt leefde als Luthers predikant in de verwachting dat de wederkomst van Christus zeer spoedig aan zou breken.
De oorspronkelijke titel van het lied luidt: ‘Ein Lied vom Jüngsten Tage, von Bartholomäus Ringwaldt gebessert’. Het betreft (deels) een bewerking van het Latijnse gezang ‘Dies irae, dies illa’ (Dag van toorn, dag van oordeel) dat in het Liedboek voor de kerken als gezang 278 was opgenomen. In de vele Requiemmissen (van Mozart tot Verdi en bij hedendaagse componisten) is deze weerbarstige tekst overigens nog vaak het muzikale hoogtepunt van de compositie!
Ringwaldt nam als uitgangspunt een Duitstalig lied dat op zijn beurt was gebaseerd op delen uit het ‘Dies irae’. In de eerste drie coupletten sloot hij vrij nauw aan bij dit Duitse voorbeeld, bij de overige vier strofen nam hij veel meer vrijheid. Het ‘gebessert’ houdt in dat Ringwaldt niet zozeer de angst en de huiver voor Gods toorn en oordeel de boventoon laat voeren, maar dat hij laat zien dat de gelovigen op de jongste dag mogen hopen op Christus’ verlossing en voorspraak. Dit laatste, de ‘middelaarsfunctie van de Heer’, werd vooral verwoord in het oorspronkelijke zesde couplet dat in het huidige Liedboek is komen te vervallen: ‘Sta daarom eenmaal in voor mij, als Gij terug zult komen. Lees in uw boek en spreek mij vrij en stel mij bij uw vromen’.
In de tijd van Luther hoorden komst en wederkomst sterk bij elkaar: de laatste zondagen van het kerkelijk jaar gingen toen geleidelijk over in Advent. In enkele gebieden zijn er tradities van zes adventszondagen in plaats van vier zoals in het aartsbisdom Milaan en in de orthodoxe kerken. De eerste twee zondagen hadden thema’s van wederkomst, de laatste 4 van komst. Daar zie je dan ook Adventskransen met zes kaarsen.
Ringwaldt schreef naast ca. 150 evangelieliederen (berijmingen van het evangelie volgens het Lutherse leesrooster) ook een aantal leerdichten. Zo beklaagt hij zich in 1585 in zijn ‘Klage über der Teutschen Geseuffe’ over het bovenmatige alcoholgebruik die zich in alle standen voordeed…
De onbekende componist schreef een bijzondere melodie. De eerste twee regels worden herhaald en de laatste regel is identiek aan de 2e en 4e regel. De eerste vier regels hebben slechts de omvang van een kwint (vijf noten stijgend vanaf g’), de eerste en derde regel hebben zelfs maar de omvang van een terts (drie noten stijgend van g’). De vijfde en zesde regel zijn elkaars omkering: de vijfde regel beweegt zich naar beneden van b’ naar d’, de zesde regel is het perfecte spiegelbeeld. De sobere ritmiek is gebaseerd op het overwegend gebruik van kwartnoten en halve noten, zoals we dat kennen we uit het Geneefse psalter. Toch heeft de melodie iets lichtvoetigs en zorgeloos, een karakter dat goed past bij de mildere insteek van Ringwaldts berijming van het ‘Dies irae’.
Dat de melodie populair is geworden blijkt wel uit het feit dat 70 andere teksten gebruik hebben gemaakt van deze melodie. Ook de lijst van orgel- en koorbewerkingen is schier eindeloos. Een goede melodie inspireert componisten tot het schrijven van ware kunstwerken!
Hans Jansen