Zingen wij van harte zeer (lied 225)
Categorie: Het Lutherse zondagslied in de liturgie
Publicatie in: Schiedams Kerknieuws
Datum: augustus 2024
Zingen wij van harte zeer,
loven, danken wij de Heer,
die zijn goedheid ons bewijst,
die ons alle dagen spijst.
God die ook de vogels voedt,
die het leven leven doet,
God is voor de mensen goed.
(Lied 225)
Het was een positieve verrassing om te zien dat het lied ‘Zingen wij van harte zeer’ in 2013 een plaats heeft gekregen in het nieuwe liedboek (lied 225). Verrassend omdat het lied, ondanks zijn kwaliteit, zeker niet tot de meest gezongen liederen uit het ‘Liedboek voor de Kerken’ heeft behoord. Het lied had in 1965 al een plaats gekregen in de proefbundel ‘102 gezangen’ en werd bij de verschijning van het nieuwe liturgische Katern van 1988 het Lutherse zondagslied (gezang 410) van de 15e zondag na Trinitatis. Zo werd dit lied zeker eenmaal per jaar in de Lutherse diensten na de Epistellezing gezongen, maar verscheen het daarnaast maar zelden op de liedborden. Helaas, want het is één van de sterkste liederen uit de tweede helft van de zestiende eeuw, de periode na Luther, waar anderen diens werk en dus ook het schrijven van kerkliederen voortzetten.
Qua tekst past het lied perfect bij de Evangelielezing van de 15e zondag na Trinitatis (Mattheus 6:24-34), waar de ‘onbezorgdheid van de vogels’ aan de orde komt: ‘God die ook de vogels voedt, die het leven leven doet, God is voor de mensen goed’. Maar het kan ook als voorbereiding voor de lezingen gezongen worden, als een gebed om verlichting van de Heilige geest: ‘Bidden wij de Geest om licht, om het innerlijk gezicht, dat wij het toch recht verstaan en Gods woorden nemen aan’. En tenslotte kan het zijn plaats vinden in een dienst met Avondmaal of ‘gewoon’ bij de dagelijkse maaltijd: ‘die zijn goedheid ons bewijst, die ons alle dagen spijst’.
De melodie wordt in de latere Duitse traditie gebruikt als kerstlied, ‘Da Christus geboren war’, het speelse, onbezorgde karakter van de driedelige maatsoort heeft daar zeker toe bijgedragen. In het nieuwe Duitse gezangboek staat de melodie bij een ander kerstlied ‘Wunderbarer Gnadenthron, Gottes und Marien Sohn’.
De driedelige, dansende maatsoort werkt vrolijkheid en onbezorgdheid in de hand. Het is zo een perfecte afspiegeling van de kern van de Evangelielezing. Nergens wordt de 3-deligheid platvloers of banaal, wat bij walsritmes wel eens het geval kan zijn. En ook nergens vervalt de driedeligheid tot een wiegende of deinende beweging, die we (inherent aan het genre!) bij slaapliedjes tegenkomen. Het is een karaktervolle, vitale melodie, waarvan de onbekende componist het gevaar van een te lang doorgezette lang-kort-beweging overigens wel degelijk heeft onderkend. Aan het eind van de tweede regel reeds wordt deze lang-kort-beweging daarom opeens onderbroken door een kort-lang figuurtje, de zanger is gelijk alert en scherp, het dansende ritme zal hem niet meer in slaap wiegen. Pas in de laatste regel wordt weer een kort-lang ritme gebruikt, meer als een soort rijm naar de tweede regel dan dat het een noodzakelijkheid is.
Een prachtig lied dat het verdient veel vaker gezongen te worden!
Hans Jansen