Zingen wij van harte zeer (lied 225)
Categorie: Het Lutherse zondagslied in de liturgie
Publicatie in: Schiedams Kerknieuws
Datum: augustus 2023
Zingen wij van harte zeer,
loven, danken wij de Heer,
die zijn goedheid ons bewijst,
die ons alle dagen spijst.
God die ook de vogels voedt,
die het leven leven doet,
God is voor de mensen goed.
(lied 225)
Lied 225 is het Lutherse zondagslied voor de 15e zondag na Trinitatis. Het is de zondag in het kerkelijk jaar waarop vanouds de lezing van Mattheüs 6: 24-34 centraal staat. Het gaat over de onbezorgdheid, de vogels in de lucht, de lelies op het veld, zelfs koning Salamo ging niet zo mooi gekleed. Vooral met het oog op de eerste strofe is gekozen voor het lied op deze dag: ‘die zijn goedheid ons bewijst, die ons alle dagen spijst, God die ook de vogels voedt, die het leven leven doet, God is voor de mensen goed.’
De vroegst bekende uitgave van het lied ‘Singen wir aus Herzensgrund’ dateert uit 1563, toen het werd afgedrukt in het bundeltje ‘Schöner Geistlicher Lieder’. Daarna werd het lied in vele Duitse gezangboeken opgenomen. Vanaf de zeventiende eeuw verscheen het lied zelfs in enkele rooms-katholieke liedbundels. In de loop van de negentiende eeuw verdween het lied geleidelijk uit de liedboeken totdat het in het ‘Evangelisches Kirchengesangbuch’ van 1950 weer een plaats kreeg. Ad den Besten maakte een vertaling van het lied, die via de proefbundel ‘102 Gezangen’ (1964) in Nederland bekend werd, in 1973 werd opgenomen in het ‘Liedboek voor de Kerken’ en tenslotte in 2013 in ons huidige liedboek terecht kwam. Zoals vaker in de zestiende eeuw, werd het lied anoniem gepubliceerd. In de vorige eeuw stuitte de theoloog Reinhold Jauernig bij toeval op documenten die de naam van de lieddichter onthulden. Het blijkt Hans Vogel te zijn, destijds rector van de Latijnse School in Rudolstadt.
De melodie gaat terug op een Latijns kerstlied uit de vijftiende eeuw: ‘In natali Domini gaudent omnis angeli’ (‘Bij de geboorte van de Heer verheugen zich alle engelen’), waarvan een vertaling in de Duitse gezangboeken is opgenomen (‘Da Christus geboren war, freuet’ sich der Engel Schar’). De speelse melodie sluit ook naadloos aan bij de onbezorgdheid van Mattheus 6 - het vrolijk dansende ritme trekt je al snel boven de dagelijkse zorgen uit. Het constante ritme van lang-kort wordt in de tweede en zevende regel precies op tijd doorbroken en ook de modulatie naar B dur aan het eind van de vierde regel zorgt ervoor dat de melodie nergens aan kracht inboet. Sterk is ook de melodische herhaling van de vijfde regel: niet alleen is de zesde regel identiek aan de vijfde regel, ook de rijmwoorden (‘voedt’, ‘doet’) maken dat deze regels elkaar alleen maar versterken. Als daarna de afsluitende zevende regel ook nog daarop rijmt (‘goed’), blijkt de trits van deze drie regels een volkomen eenheid te zijn geworden. In de tweede strofe horen we dezelfde afsluiting met ‘immermeer’, ‘Heer’ en ‘eer’. De eenheid van de melodie wordt daarnaast ook nog versterkt doordat de tweede en zevende regel identiek zijn.
Opvallend zijn de kleine toonafstanden van de melodie. De melodie blijkt met de secunde- en tertsafstanden dicht tegen het Gregoriaans aan te liggen. Nergens is er een groter interval dan de grote of kleine terts, waarbij de grote terts dan alleen nog maar dalend wordt gebruikt in de tweede en zevende regel. Het is zo een melodie die snel meegezongen kan worden.
Het lied is in ons liedboek opgenomen bij de rubriek ‘Maaltijd’, maar het kan ook gezongen worden tijdens dankdiensten voor gewas en arbeid. Daarnaast zou de tweede strofe van het lied iedere zondag in de liturgie een plaats kunnen krijgen als gebed voor de ‘opening van het Woord’: ‘Bidden wij de Geest om licht, om het innerlijk gezicht, dat wij het toch recht verstaan en Gods woorden nemen aan’.
Kortom, een bijzonder lied met op vele momenten een grote zeggingskracht!
Hans Jansen