Mijn leven is een splinter aan de tijd (lied 847)

Categorie Het nieuwe lied van Lutherse huize
Publicatie in Schiedams Kerknieuws
Datum oktober 2019


Mijn leven is een splinter aan de tijd,
een oogwenk slechts, van een oneindig heden.
Een verre ster, stofje van eeuwigheid,
kind van mijn tijd ben ik, zonder verleden.
Lied 847

Het lied ‘Mijn leven is een splinter aan de tijd' was in de liedbundel Tussentijds (2005) de enige nieuw geschreven bijdrage. ‘Tussentijds' was indertijd uitgegeven als een brug tussen het Liedboek voor de Kerken van 1973 en het nieuw te verschijnen gezangboek en werd zo uiteindelijk een verzameling van ‘the best of' uit de acht bundeltjes ‘Zingend geloven'. Zowel Wonno Bleij als Pieter Endedijk waren lid van de redactiecommissie ‘Tussentijds', een titel die Wonno Bleij inspireerde tot een lied over de levensgang van de mens ‘tussen de tijden', niet meer dan een ‘splinter aan de tijd', een ‘stofje van eeuwigheid'. In de woorden horen we zeker ook flarden uit de ‘Oudejaarspsalm' 90. Pieter Endedijk, de latere projectcoördinator en eindredacteur van het nieuwe liedboek van 2013, schreef bij deze tekst de melodie.
De melodie lijkt ontleent aan ‘Wer nur den lieben Gott läßt walten', ‘Wie maar de goede God laat zorgen' (Liedboek voor de Kerken 429), een geliefd lied dat het nieuwe liedboek helaas niet heeft gehaald, ook niet in een bewerkte versie. Het ‘vertrouwen' dat in gezang 429 te horen is, klinkt zo als het ware mee in dit nieuwe lied. De eerste vier noten, de toonsoort (g moll) en de rustige gang zijn identiek. De regelmatige vierkwartsmaat krijgt door de afwisseling met de zevenkwartsmaat in de tweede maat telkens een extra impuls. De gang van de tijd, de gang door de tijd is zo door de muziek perfect weergegeven.
De muziek volgt de tekst telkens op de voet. Fraai is hoe ‘een oogwenk' voorbij is voor je het weet: de eerste regel loopt direct door naar de tweede regel, geen tijd om er even rustig bij stil te staan. Ook fraai is hoe de ‘verre ster' is uitgebeeld, een stijgend muzikaal motiefje van vier noten naar de hoogste noot van de melodie, waarbij alleen de laatste noot op ‘ster' verlengd is, je ziet de ster aan de donkere hemel staan!

Hans Jansen

 

Dit artikel afdrukken Stuur dit artikel door