Kerkmuziek bij Leviticus

Categorie: Diversen
Publicatie in: Musica Sacra nr 20
Datum: juli 1993

Artikel openen in groter venster Stuur dit artikel door Dit artikel afdrukken

Het was op één van de gecombineerde vergaderingen van de Lutherse Werkgroep voor Kerkmuziek en de Commissie Liturgie en Kerkmuziek dat melding werd gemaakt van de plannen van de Werkgroep een bundel uit te geven met evangeliemotetten aansluitend bij het traditionele Lutherse leesrooster. Een bundel met reeds bestaande, nog niet eerder uitgegeven motetten, aangevuld met nieuw te componeren motetten die de nog open plaatsen in het jaarrooster moeten opvullen. Aangezien de uitgave van zo'n bundel geruime tijd op zich zal laten wachten, werd besloten op kortere termijn te komen met een uitgave, maar dan van 4 a 5 motetten die (in het kader van Samen op Weg!) aansluiten op het oecumenisch leesrooster van de Raad van Kerken zoals deze via het kwartaaltijdschrift De Eerste Dag ondertussen ruime verspreiding heeft gekregen.

Wel werd er even danig achter de oren gekrabd, werden de wenkbrauwen flink opgetrokken, toen bleek dat in de periode die uitgekozen was (de maand oktober) het bijbelboek Leviticus aan de orde zal zijn. Wat moet je als kerkmusicus/componist met de zakelijke en droge Joodse voorschriften? Zit daar wel muziek in; sterker nog: zit daar wel Lutherse kerkmuziek in?

Het was de uitdaging van de vijf kerkmusici van de Werkgroep en de Commissie toch met deze ogenschijnlijk a-kerkmuzikale teksten aan de slag te gaan. Onze hoop was daarbij vooral gevestigd op Luthers bekende uitspraak:"de noten maken de tekst levend"! In nauw overleg met Ds Perla Akerboom hebben de componisten naar de kerngedachte van elke lezing gezocht en de vertalingen begrijpelijker en/of beter zingbaar gemaakt. Verrassend was het om te zien dat er, na inleving in de teksten, wel degelijk muziek in verscholen zat. Vooral de spanning tussen 'onrein' en 'rein' en 'onheilig' en 'heilig' was de dankbare en inspirerende kiem van de meeste composities. Hoewel de muziek aan de ene kant altijd voor zichzelf moet spreken en toelichtingen de muziek kunnen 'dood-theoretiseren', is het aan de andere kant boeiend de vijf composities naast elkaar te leggen en kort enkele opvallende zaken naar voren te halen.

Wat direct opvalt is de verschillende verwerking van het kernwoord 'rein'. Hebben Jac. Horde en Dick Troost hier uitsluitend reine intervallen gebruikt (Dick Troost een reine kwint en rein octaaf, Jac. Horde slechts verrassend een reine prime), Gerrit Baas en ondergetekende hebben de reinheid bewust in willen vullen, op willen vullen met een grote terts. Rein', niet alleen als iets statisch, maar ook iets met een consequentie, een vervolg, een invulling.

Het zou te ver voeren de vijf composities uitputtend te bespreken, enkele zaken willen we hier echter de revue laten passeren. In het motet over Leviticus 8 van Niek Hermanides is de thematiek voor een groot deel ontleend aan de melodie van psalm 133; de toonsoort D gr. terts is niet alleen overgenomen, ook de aanhef in de mannenpartij is b.v. een melodisch citaat van de psalm. Zoals Ds Akerboom aangeeft in haar artikel is het strofe 2 (Als olie die Aarons baard en kleed met geur doordringt) die een verrasende relatie heeft met Leviticus 8. Zeker niet toevallig plaatst Niek Hermanides de enige echt harde dissonant van dit motet bij "ongezuurde broden", je voelt de hardheid van dit brood haast aan je tanden! Fraai weet hij verder het uitgieten van de olie te schilderen (vanaf fis"!).

In het motet over Leviticus 11:43-46 is de tekst "want Ik ben de Heer uw God, heiligt u en weest heilig, want Ik ben heilig" als een refrein verwerkt. Heel soepel en 'kriebelend' moet het kruipende en krioelende ongedierte worden gezongen. Het contrast met het proclamerende "want Ik ben de Heer uw God" wordt daardoor alleen nog maar versterkt

Jac. Horde legt in zijn motet over Leviticus 12 duidelijke verbindingen met het Nieuwe Testament. B.v. met Lucas 2:23, de gang naar de tempel van Jeruzalem na Jezus' geboorte, maar ook via melodisch materiaal van de hymne "Puer natus in Bethlehem" (Een kind geboren te Bethlehem, lied 152) wordt Leviticus geplaatst in het licht van het Nieuwe Verbond. Verder plaatsen ook flarden van het Nunc Dimittis (Lofzang van Simeon) en het Agnus Dei (bij het toegevoegde 'Lam ten offer' deze Leviticusteksten in een ruimer kader. De bevestiging van deze gedachte vinden we aan het slot, waar het sobere eenstemmige 'Amen' van de Magnificat-antifoon deze compositie besluit. Opvallend is verder de vorm van dit motet: ABCBA/B, waarbij C (in het midden) als centraal gegeven de thematiek van het Nunc Dimittis heeft. Het kan niet anders dan dat de componist bij de verwerking van deze voorschriften bij geboorte en besnijdenis de tweede strofe van Luthers bewerking van de Lofzang van Simeon voor ogen moet hebben gehad:"Hij deed mij in zijn tempel gaan, 't heil aanschouwen". Het drie maal terugkerende refrein (B) bevestigt met de drie-delige maatsoort de reinheid na het navolgen van deze wet.

Technisch wat moeilijker is het motet over Leviticus 13:15-17 van Dick Troost.Hij heeft het contrast tussen 'rein' en 'onrein' vooral harmonisch willen uitbeelden. In zeer ongebruikelijke samenklanken plaatst hij telkens het woord 'onrein'.De in de traditionele cantorijpraktijk weinig voorkomende overmatige tertsen, overmatige kwinten, verminderde septiemen en verminderde octaven roepen een enorme muzikale spanning op die na het wel zeer spanningsvolle 'hardverminderd kwartsextaccoord' tenslotte geheel oplost in het met reine intervallen opgebouwde slotaccoord op de tekst 'rein'. Hoe puur komt dit laatste nu volkomen tot zijn recht! Hopelijk hebben de cantorijleden het doorzettingsvermogen dit niet eenvoudige motet in te studeren. Het is zeker de moeite waard!

Weer eenvoudiger is tenslotte het motet over leviticus 14 van Gerrit Baas. In vocaal logische intervallen verloopt deze compositie geleidelijk naar harmonisch interressante maten, vooral bij 'verzoenen voor het aangezicht van de Heer', waar van een fraai 'Mendelssohniaans' verminderd sextaccoord te genieten valt. Beeldend is het 'gaan' naar de priester: imitatorisch, de één na de ander! De aloude, veelbeproefde wending van mineur naar majeur is ook nu weer een vondst! Aan het eind kan de reinheid in deze context haast niet overtuigender worden weergegeven. Een stralend staan van de 'eenvoudige' toonsoort F gr. terts, bescheiden, maar volkomen vastbesloten!

Het is te hopen dat veel cantorijen deze Levitivusmotetten in hun planning kunnen opnemen. Het is functionele, precies 'op maat' gesneden kerkmuziek, die geplaatst in het geheel van de liturgie haar werking zeker niet zal missen!