Stem die de stenen breekt (Lied 918)

Categorie: Liederen uit Scandinaviƫ
Publicatie in: Schiedams Kerknieuws
Datum: mei 2018

Artikel openen in groter venster Stuur dit artikel door Dit artikel afdrukken


Stem die de stenen breekt,
tijding in duistere nacht,
stem die in stilte spreekt:
Ik ben nabij, wees niet bang.
(Lied 918)

De even compacte als pakkende tekst stamt van de Zweed Anders Frostenson (1906-2006), die vanaf 1955 hofpredikant was te Drottningholm. Hij debuteerde in 1931 als dichter en vertaalde o.a. teksten van Rainer Maria Rilke. Hij schreef meer dan 600 liederen waarvan er 146 zijn opgenomen in het ‘Svenska Psalmboken' (1986). Hij wordt beschouwd als de belangrijkste Zweedse dichter van kerkliederen in de twintigste eeuw. Zijn liederen zijn in vele talen vertaald, waaronder het Noors, Fins, Deens, Duits en Nederlands.
De melodie is geschreven door Trond Kverno (geb. 1945 in Oslo). Hij was betrokken bij de totstandkoming van het ‘Norsk Salmebok' uit 1985 en schreef voor deze liedbundel 27 melodieën, daarnaast componeerde hij een lange reeks van kerkmuzikale werken in allerlei bezettingen. In ons liedboek vinden wij van zijn hand ook nog lied 856 (‘U, God, hebt mij opgericht'). Over zijn composities schrijft hij: ‘Vergelijk mijn werk met iconen. Elke icoon is een venster op een andere werkelijkheid dan de werkelijkheid die ons omringt.'
Ook deze melodie heeft weer een weemoedig karakter, de c moll toonsoort houdt ons vast in de donkere lagen van het klankveld, een muzikaal idioom dat de muziek uit Scandinavië telkens zo herkenbaar maakt. De mineur terts (es) overheerst in iedere regel, behalve in de derde regel waar de melodie zich even verheft en als het ware boven de grijze mistigheid van het Noorse land uitstijgt. Met eenvoudige middelen weet Kverno ons bij de kern van het lied te bepalen door in de laatste regel (‘Ik ben nabij, wees niet bang') het ritmische stramien van de eerste drie regels te doorbreken. Staat in de voorgaande drie regels een kwartnoot zonder punt bij de vierde lettergreep, in de laatste regel is deze vierde lettergreep plotseling verlengd en valt in alle coupletten zo alle nadruk op ‘nabij' en ‘niet bang'. Hiermee wordt verwezen naar Marcus 6: 50, waar wordt verhaald van Jezus die over het water naar zijn leerlingen komt lopen met de woorden: ‘Ik ben het, vreest niet!' Hoewel de 9/8 maat consequent wordt volgehouden, wordt het driedelige ritme nergens banaal of platvloers. Door deze dansende beweging krijgen de soms wat sombere melodische lijnen net voldoende lichtvoetigheid om de tekst overtuigend tot spreken te laten komen!

Hans Jansen