Heinrich von Herzogenberg (1843-1900)

Categorie: Renaissance kerkmuziek
Publicatie in: Musica Sacra
Datum: januari 2013

Artikel openen in groter venster Stuur dit artikel door Dit artikel afdrukken


Kerkmuziek in de 20ste eeuw (deel 26)

Heinrich von Herzogenberg (1843-1900)

Met dit artikel over de Oostenrijkse componist Heinrich von Herzogenberg pakken wij de draad weer op van de langlopende serie over de vernieuwing van de kerkmuziek in Duitsland in de eerste helft van de 20ste eeuw. Vanaf 2001 passeerden hier telkens componisten de revue die 100 jaar tevoren geboren waren en die een wezenlijke bijdrage hadden geleverd aan de ontwikkeling van de kerkmuziek, vanaf 2010 richtten wij ons op enkele voorlopers (o.a. Arnold Mendelssohn, Friedrich Blume) en een enkele componist die veel later geboren was (Siegfried Strohbach). Vanaf dit nummer zullen componisten, musicologen en theologen aan de orde komen die gerekend kunnen worden tot de allereerste voorlopers en pioniers.
De vernieuwing van de kerkmuziek heeft haar wortels reeds diep in de 19e eeuw. Eén van die voorlopers is zeker Freiherr Heinrich von Herzogenberg, de Rooms-Katholieke componist, die steeds meer de waarde begon in te zien van de Lutherse kerkmuzikale traditie en gedurende de laatste jaren van zijn leven vrijwel uitsluitend kerkmuziek componeerde. Begonnen wij al met Arnold Mendelssohn (Musica Sacra nr. 74, december 2011) midden in de Romantiek, de twaalf jaar jongere von Herzogenberg was nog veel meer een kind van zijn tijd. Opvallend is dat zijn wereldlijke composities nog heel duidelijk onder invloed staan van zijn tijdgenoten en voorbeelden, zoals Felix Mendelssohn-Bartholdy, Richard Wagner en Johannes Brahms, maar dat zijn kerkmuziek veel meer een persoonlijk karakter en een eigen identiteit hebben. Na het tragische overlijden van zijn vrouw Elisabeth von Stockhausen in 1892 en zijn grote vriend en stimulator Philipp Spitta in 1894 concentreerde hij zich vrijwel volledig op het componeren van kerkmuziek. Voor het ‘Todtenfeier', dat hij componeerde na het overlijden van zijn vrouw, gebruikte de Rooms-Katholieke von Herzogenberg teksten uit de Lutherbijbel en liederen uit het ‘Evangelisches Gesangbuch'. Met de Rooms-Katholieke Max Reger en Johann Nepomuk David ontdekte hij de waarde van het kerklied. Max Reger moet eens uitgeroepen hebben: ‘Gij protestanten weet niet welk een enorme schat er in uw kerkliederen verborgen ligt.' Aan de ene kant ondervond von Herzogenberg in zijn persoonlijk situatie troost in deze liederen, als componist zag hij aan de andere kant de grote muzikale kiemkracht die in deze liederen aanwezig is.
Nu wij in Nederland een nieuw liedboek in gebruik gaan nemen is het goed de intrinsieke waarde van het kerklied weer eens te beseffen. Het kerklied is het centrum van de kerkmuziek, dat ziet Heinrich von Herzogenberg midden in een periode dat de liturgische kerkmuziek binnen de kerk nog nauwelijks een rol van betekenis speelde. Maar heel in het klein brengt von Herzogenberg het kerklied tot leven. Het is als het eerste voorzichtige begin van een nieuw thema in een veelkleurig polyfoon stemmenweefsel, het thema is nog nauwelijks hoorbaar, maar spoedig zullen andere stemmen volgen.

Korte levenschets
Heinrich von Herzogenberg werd op 10 juni 1843 geboren in het Oostenrijkse Graz als telg van de Franse adellijke familie Picot de Peccaduc. Deze familie was tijdens de Franse Revolutie naar Oostenrijk gevlucht en had daar de naam ‘von Herzogenberg' aangenomen. Heinrich werd katholiek gedoopt als Leopold Heinrich Freiherr von Herzogenberg-Peccaduc, maar ging al snel door het leven als Heinrich von Herzogenberg. Zijn vader was kamerheer en secretaris aan het keizerlijke hof in Graz.
Heinrich ontving zijn scholing in verschillende plaatsen, waaronder twee jaar aan het strenge Jezuïetencollege in Feldkirch. In Wenen studeerde hij vanaf 1862 (naast zijn studie rechten) bij Felix Otto Dessof compositie en verliet het Conservatorium cum laude in 1865. Aansluitend ondernam hij een studiereis naar Dresden, Leipzig en Berlijn, waar hij o.a. kennis maakte met Moritz Hauptmann, Fred Kiel en Robert Radecke. In de zomer van 1866 keerde hij terug naar Wenen, waar hij een nog paar jaar aanvullend contrapunt studeerde bij Gustav Bottebohm. In dat jaar verscheen zijn eerste grote Symfonie. In 1868 trouwde hij met Elisabeth Stockhausen, dochter van Bodo van Stockhausen, een Hannoveraanse gezand in Wenen. Elisabeth was een virtuoos pianist, was korte tijd leerling geweest van Johannes Brahms en voerde vele premières van hem uit (o.a. de aan haar opgedragen Rhapsodie, opus 79). Herzogenberg was sinds 1863 al in contact gekomen met Brahms tijdens de huisconcerten van Dessof en vanaf dat moment was een hechte vriendschap ontstaan die vele jaren zou duren. De eerste composities (pianosonates en liederen) van Herzogenberg werden op aanbeveling van Brahms uitgegeven bij Rieter-Biedemann in Leipzig.
Tussen 1867 en 1872 werkte Herzogenberg in Graz en componeerde twee grote werken, die nog duidelijk onder invloed staan van Richard Wagner: de cantate ‘Columbus' (1870) en de Symfonie ‘Odysseus' (1872). Graz werd uiteindelijk toch te klein en in 1872 verhuisde hij naar Leipzig, de stad met de grote kerkmuzikale traditie van Johann Hermann Schein, J.S. Bach en Mendelssohn. Hier ontmoette hij de musicoloog Philipp Spitta, de grote Bachkenner met wie hij in 1874 de ‘Bach-Verein' oprichtte . In 1876 kreeg hij de muzikale leiding over dit befaamde koor en voerde vele cantates van Bach weer voor het eerst uit. In Leipzig werd de vriendschapsband met Brahms nog eens versterkt en werd de familie Herzogenberg het middelpunt van de ‘Brahms-adepten'. Op aanbeveling van Philipp Spitta en Joseph Joachim vertrok Herzogenberg in 1885 naar Berlijn waar hij de opvolger werd van Fred Kiel als hoofddocent compositie aan de ‘Königliche Hochschule für Musik'.
In 1887 moest Herzogenberg zijn werk enige tijd neerleggen wegens gezondheidsproblemen (artritis), hij pakte de draad in 1889 weer op, maar hartklachten van zijn vrouw Elisabeth maakte dat hij opnieuw minder aandacht aan zijn werk kon besteden. Begin 1892 overleed Elisabeth en componeert hij zijn ‘Todtenfeier'. In 1894 kwam opnieuw rouw in zijn leven toen zijn vriend Philipp Spitta plotseling overleed. Om dit verlies te verwerken schreef hij de Messe in e moll en een jaar later de ‘Begräbnisgesang'.
Ondertussen was er ook een nauwe vriendschap ontstaan met de theoloog Friedrich Spitta, de jongere broer van Philipp. In zijn zomerverblijf Abendroth in het Zwitserse Heiden (Appenzeller) werden vanaf 1892 plannen gesmeed voor liturgische vernieuwingen. Als predikant in Straatsburg benaderde Friedrich Spitta componisten om voor de academische erediensten nieuwe liturgische muziek te schrijven. Herzogenberg was intussen zo geraakt door de Lutherse liturgische traditie (en dan vooral door kerklied) dat hij zich in de laatste jaren van zijn leven vrijwel uitsluitend op het schrijven van kerkmuziek concentreerde. Zo componeerde hij voor de eredienst in Straatsburg o.a. vijf bundels met ‘Liturgische Gesänge', het Kirchenoratorium ‘Die Geburt Christi' (1894), ‘Die Passion' (1895/96) en ‘Erntefeier' (1897/98). Als zwanenzang schreef hij twee ‘Biblische Szenen' (1898), naar voorbeeld van Heinrich Schütz.
In 1898 maakte een nieuwe artritisaanval een definitief einde aan zijn werkzame leven. Hij werd nog enige tijd verzorgd door Helene Hauptmann, de dochter van Moritz Hauptmann, cantor van de Thomaskerk in Leipzig. Hij overleed in 1900 in Wiesbaden.

Betekenis
Vooral in de zeer omvangrijke briefwisseling met Johannes Brahms (in twee banden uitgegeven door Max Kalbeck) laat Herzogenberg zich uit over de muzikale en kerkmuzikale situatie van zijn dagen. In zijn opstel ‘Johannes Brahms in seinem Verhältnis zur evangelischen Kirchenmusik' vat hij zijn gedachten nog eens weloverwogen en bondig samen. Het lijkt uit de verte op een kritisch artikel over de huidige kerkmuzikale ontwikkeling in Nederland...

‘Möge von nun an jede oberflächliche Stoffwahl, jede sentimentale Auffassung des Bibelworts, jede schwächliche, süßliche Harmonik und Melodik ausgeschlossen sein und das Verhältnis des Komponisten zur Kirche, zur Gemeinde ein männliches, ernstes und warmherziges sein und bleiben! Eine Zeit die zum Verständnis von Heinrich Schütz mits so viel Erfolg erzogen wird, die die Intensität des Ausdrucks eines Brahms mit erlebt hat, kann sich an biedermännischer Frömmelei nicht mehr genügen lassen; sie wird und muß auch aus ihrem Schoße Dinge hervorbringen, die in Ernst und Größe des Ausdrucks auf die Großen zurückweisen'.

Herzogenberg had een scherpe kijk en zag hoe definitief met de vervalperiode van de kerkmuziek afgerekend zou kunnen worden. Het zijn hoge eisen die hij zichzelf en anderen stelt, maar het gaat uiteindelijk in alle ernst om het meest wezenlijke: ‘wat gecomponeerd wordt zal en moet de afspiegeling zijn van de Almachtige, onze Schepper. Dat staat ver af van oppervlakkigheid, sentimentaliteit, zoete harmonieën en melodieën. Wie de intensiteit en de grote uitdrukkingskracht van Heinrich Schütz en Johannes Brahms eenmaal heeft ondervonden kan geen genoegen meer nemen met burgerlijke vrijblijvendheid'. Vanuit deze motivatie begint von Herzogenberg een nieuw compositorisch leven. Hij, die de strenge Jezuïetenschool in Feldkirch had bezocht, groots opgezette symfonieën en concerten heeft gecomponeerd en in zijn beginperiode zelfs componeerde onder invloed van Richard Wagner, vindt nu zijn energie in het Lutherse kerklied en de Lutherse liturgie. Samen met Friedrich Spitta hervormt hij de ‘reformierte' Academische kerkdienst in Straatsburg en schrijft grote oratoria waarin het kerklied een centrale rol speelt.
Maar ook buiten de kerkmuziek gaat von Herzogenberg terug naar de bron. Vanaf 1895 verzorgt hij bij uitgeverij Breitkopf & Härtel vele ‘Urtext Ausgaben' van composities van o.a. Carl Philipp Emanuel Bach (sonates, rondo's, fantasieën) , Johann Sebastian Bach (o.a. viool- en cellosonates, suites) en Beethoven (pianosonates) en verwijdert alle romantische toevoegingen en aanslibsels. Hij hoopt dat op den duur ‘die stille aber sichere Wirkung der Klarheit und der Reinheit sich allmählig in weitesten Kreisen fühlbar machen wird'. Von Herzogenberg zoekt zo naar de meest pure en klare uitdrukking, alleen het beste is voor hem goed genoeg. Puurheid op alle gebied. Zo was hij bij de ‘Bach-Verein' één van de eersten in Duitsland die zijn koor lied zingen in de volkomen zuivere stemming. Niet de gelijkzwevende stemming maar de reine stemming was bij hem het uitgangspunt bij de a capella koormuziek.

Voor de kerkmuziek is von Herzogenberg belangrijk geworden omdat hij, staande in de Hoog-Romantiek, tegen de tijdgeest in onverstoorbaar zijn weg is gegaan en de eerste kiemen heeft doen ontluiken die hebben bijgedragen tot de vernieuwing van de kerkmuziek. Hij stond daarbij zeker niet alleen. Beide broeders Spitta hebben in Leipzig en Straatsburg veel werk verricht, Arnold Mendelssohn zocht in Darmstadt naar wegen om zijn kerkmuziek een plaats te geven in de eredienst, Rochus Freiherr von Liliencron probeerde met zijn ‘Chorordnung für die Sonn- und Festtage' (1900) kerklied en liturgie weer bij elkaar te brengen. Het is een periode dat nieuwe wegen werden gezocht en gevonden.
De muziek van von Herzogenberg is lange tijd onzichtbaar gebleven omdat zijn stijl toch nog te veel verbonden was met het romantische klankidioom. Maar wie goed luistert, hoort in zijn kerkmuzikale composities de focus op het kerklied en het besef dat de muziek in de eredienst zich dienstbaar moet opstellen. Tijdens onze werkweken hebben wij regelmatig muziek van hem gezongen en telkens bleek hoe hij zijn artisticiteit ondergeschikt maakt aan de edele uitgangspunten van de kerkmuziek. Hieronder daarvan een enkel voorbeeld.

Muziek
Op de zeer uitvoerig opgezette website www.herzogenberg.ch zijn alle composities van Herzogenberg met alle jaartallen en opusnummers integraal opgenomen. Naast de ontelbare liederen, sonates en overige kamermuziek in allerlei bezettingen vallen zijn grote cantates, oratoria en symfonieën op, avondvullende werken in grote symfonische bezettingen. Wie deze muziek beluistert gaat op in de klankwereld van Mendelssohn, Schumann en Brahms. Het bijzondere in het oeuvre van von Herzogenberg is dat hij zich na de tragische dood van zijn vrouw Elisabeth en zijn beste vriend Philipp Spitta vrijwel volledig gaat richten op de kerkmuziek. Naast de reeds genoemde treurmuziek ‘Todtenfeier', Messe in e moll en ‘Begräbnisgesang' componeerde hij nog enkele grote Bijbelse oratoria zoals ‘Die Geburt Christi' (op teksten van Friedrich Spitta), ‘Die Passion' en ‘Erntefeier'. Voor de functionele gebruiksmuziek zijn zijn ‘Vier Choralmotetten' en vijf bundels ‘Liturgische Gesänge' belangrijk.
Een mooi voorbeeld is zijn bewerking van het lied ‘Danket dem Herren, Schöpfer aller Dinge', de melodie van Johann Crüger (Zingend geloven I, 24). Fraai is hoe von Herzogenberg de kop van het thema in de drie onderste stemmen bij de voorimitatie omkeert.

Wij zien een polyfoon werk in de stijl van Praetorius in een licht romantisch klankgewaad. Von Herzogenberg is een kind van zijn tijd en kan niet verder loskomen van de stijl van zijn dagen. Maar we zien al een grotere doorzichtigheid en een grotere gerichtheid op de tekst. Latere componisten zullen hier vandaan weer grotere stappen vooruit kunnen maken. Von Herzogenberg heeft het kerklied weer zijn waarde gegeven, het kerklied weer met zijn bewerkingen voor koor en orgel een plaats gegeven in de erdienst. Hij laat ons zien dat het goede kerklied uiteindelijk toch altijd weer tot klinken kan blijven komen, ook in periodes dat de wereld om ons heen daar minder wat ontvankelijk voor is!

Hans Jansen

Geraadpleegde literatuur:
Wilhelm Ehmann, Heinrich von Herzogenbergs vier Choralmotetten opus 102, in Musik und Kirche 1973, blz. 238
Konrad Klek, Heinrich von Herzogenbergund Friedrich Spitta - Sieben fruchtbare Jahre für die evangelische Kirchenmusik 1893-1900, in Musik und Kirche 1993, blz. 312
Bernd Wiechert, Heinrich von Herzogenberg (1843-1900) - Studien zu Leben und Werk, Göttingen, 1997
Christine Hoppmann, Das oratorische Schaffen Heinrich von Herzogenbergs, Osnabrück, 2005