EKEK - congres in Boedapest

Categorie: Diversen
Publicatie in: Musica Sacra nr 21
Datum: november 1993

Artikel openen in groter venster Stuur dit artikel door Dit artikel afdrukken

Met als thema 'De Hongaraarse kerkmuziek stelt zich voor' vond van 30 september tot 4 oktober j.l. in Boedapest het tweejaarlijkse grote congres plaats van de Europäische Konferenz für Evangelische Kirchenmusik (EKEK). Om de twee jaar vinden (in de 'even' jaren) in Straatsburg de z.g. 'Straatsburgse gesprekken' plaats, uitsluitend bedoeld voor de vertegenwoordigers van de bij de EKEK aangesloten kerkmuziekorganisaties, in de 'oneven' jaren is iedereen van harte welkom op de dan grootser opgezette congressen.
Het is de Hongaarse kerkmusici gelukt een werkelijk perfect georganiseerd congres neer te zetten. De uitgenodigde koren presteerden op hoog niveau, de referenten wisten zonder uitzondering te boeien en in de schaarse vrije tijd was er bovendien gelegenheid voor interessante orgeltochten en museumbezoek.
Het is iedere keer weer een opmerkelijk gegeven om je te begeven naar een conferentie van kerkmusici. Immers, organisten, koordirigenten, cantores en componisten zijn 'doeners',
mensen die niet veel praten maar 't liefst in stilte en rust willen werken. Wat moeten al deze super-individualisten bij elkaar op zo'n conferentie? Iedere keer dient die vraag zich aan, vooral op momenten dat de zakelijke plenaire vergaderingen met allerhande puur-bestuurlijke ingewikkeldheden niets meer te maken lijken te hebben met de opdracht die iedere kerkmusicus in feite met zich mee draagt, nl. levende kerkmuziek te maken. Maar dan is er iedere keer ook weer verrasend genoeg de constatering dat per saldo de balans uiteindelijk toch weer naar de winstkant weet uit te slaan. De inspirerende onderlinge contacten met mogelijkheden tot uitwisseling, de ontstane afstand ten opzichte van de eigen werkzaamheden, waardoor weer helderder hoofd- en bijzaken van elkaar kunnen worden onderscheiden en vooral het door de in dit geval Hongaarse kerkmusici op hoog niveau gebodene.

Het was vooral de levende muziek die het congres haar waarde gaf. Hongarije heeft met componisten als Frans Liszt, Béla Bartok, Zoltan Kodaly en Zoltan Gardonyi een rijke muzikale traditie. Het conservatorium van Boedapest is één van de beste in de wereld en het is vooral de verbinding met de volksmuziek die de Hongaarse muziek èn Hongaarse kerkmuziek diep doet wortelen in het volk. Dat echte kunst pas kunst is als het volk er zich in kan vinden, is goed begrepen in Hongarije. De 'Psalmus Hungaricus' van Zoltan Kodaly zou b.v. nooit zo geliefd zijn gewoorden zonder haar zo bekende en meeslepende volksmelodie en niet voor niets heeft Kodaly een groot deel van zijn oeuvre gewijd aan psalmbewerkingen (Hongarije heeft net als Nederland alle 150 psalmen op de Geneefse melodieën opgenomen in haar Liedboek). Zo hoorden we tijdens de concerten verschillende psalmenbewerkingen, die, vertaald, zo in de Nederlandse liturgie opgenomen kunnen worden. Veel indruk maakte het Kodaly-Chor-Debrecen o.l.v. Salomon Kamp. Hoe het ook in Nederland veel gezongen 'Veni, veni, Emmanuel' van Zoltan Kodaly dus in feite moet klinken lieten deze Hongaarse zangers ons even fijntjes als overtuigend horen! Even gemakkelijk werd verderop in het programma het bekende maar zeer gecompliceerde 'Jézus és a kufarok' (Jesus und die Krämer) van Kodaly uitgevoerd. Het evangeliemotet dat ook bij ons nog wel eens wordt gezongen blijkt pas echt volledig tot zijn recht te komen in de omgeving waar het is gecomponeerd, door mensen die in die omgeving zijn opgegroeid en die dezelfde taal spreken. Het zou te ver voeren alle concerten te bespreken, duidelijk is dat ons het beste van de Hongaarse kerkmuziek werd voorgezet. Zeer verzorgd, zeer inspirerend, alleen uiteindelijk misschien net iets teveel van het goede.

De 'Länderberichte' werden deze keer beperkt tot verslagen van twee nieuw ingekomenen, de Zweedse en Finse vertegenwoordiging. In Zweden blijkt een overschot aan kerkmusici te bestaan (2500 kerkmusici op 2100 plaatsen) en zo ontstond ter plekke het idee van kerkmuzikale uitwisseling met landen met een tekort aan kerkmusici. Aardig was om 'tussen haakjes' te vernemen hoe het is gesteld met de onderlinge kerkmuzikale verhoudingen in Skandinavië. Kunnen de Zweden nog wel aardig overweg met hun Noorse collega's, de Denen werden werden slechts afgeschilderd als mensen die Zweeds spreken met müsli in de mond!
In 1996 is Zweden gastheer, als in Göteborg tevens het congres van de Nordisk Kirchenmusikrat plaatsvindt. In 1995 vindt in Straatsburg het jubileumcongres (25 jaar) plaats en volgend jaar, in 1994 treffen de vertegenwoordigers van de verschillende kerkmuziekorganisaties zich in de Waldenzer Täler in Noord-Italie voor een kleine conferentie. Aangezien het niet anders kan dat het 25-jarig jubileum van de EKEK in 1995 in de oprichtingsstad en in de Europastad Straatsburg moet worden gevierd, wordt de regelmaat van de 'even' en 'oneven' jaren in de komende jaren even doorbroken.

Zoals gezegd waren ook de drie referaten tijdens het congres zeer goed te beluisteren. Prof. Dr. Karoly Pröhle werkte de relaties uit die de kerkmuziek heeft met de liturgie, de zendingsopdracht en de ons omringende cultuur. Vooral dit laatste trok alle aandacht nu Hongarije zich na de 'Wende' in een langzaam op gang komend democratiseringsproces bevindt. De kerkmuziek is niet langer verantwoording schuldig aan de staat, maar zal het in de nieuwe vrije verantwoordelijkheid niet veel gemakkelijker worden gemaakt. De westerse invloed doet de belangstelling voor geloof en kerk voorlopig alleen nog maar afnemen. Een belangrijke taak voor de kerkmuziek is hier weggelegd.

Het tweede referaat werd gehouden door Ilona Ferenczi die de vocale meerstemmigheid in Hongarije in de 17e eeuw behandelde met het Graduale van Eperjes (1635) als uitgangspunt. Zowel Duits-Lutherse als Frans-Calvinistische invloeden (psalmen) zijn aanwezig. De muziekvoorbeelden werden door het Huszar-Gal-Chor 'live' ingezongen.
Hoogtepunt was ongetwijfeld het referaat van Professor Zsolt Gardonyi, de zoon van de ook bij ons al langere tijd bekende Zsoltan Gardonyi:"Historisch melodiemateriaal van het Hongaars Calvinisme in composities van de 20ste eeuw". Het zeer gedegen opgezet betoog werd afgewisseld met muziekvoorbeelden van vooral weer veel psalmbewerkingen. Dat onbescheidenheid wel degelijk een deugd kan zijn bewees bewees Zsolt Gardonyi door zowel van zijn vader als van hemzelf vrij veel composities te laten horen. De in Würzburg werkzame Gardonyi paart een gedegen vormgevoel aan een bewogen compositorische inspiratie. Veel indruk had het de avond tevoren uitgevoerde koraalmotet over Psalm 8 reeds gemaakt, een nog grotere indruk maakte de aan het slot van zijn betoog afgespeelde opname van zijn koraalmotet 'Gott, unser Schöpfer' voor gemengd koor en orgel. De pure objectiviteit van de koraalmelodie weet Gardonyi met een volkomen beheerste subjectiviteit inhoud te geven. Milde accoorden geven de melodie net diè extra zeggingskracht die het geheel uittilt boven het gemiddelde. Kerkmuziek die zonder sentimenteel te zijn ruimte geeft aan eerlijke emotionaliteit. Luisterend naar deze muziek had ik daar in het verre Boedapest ongemerkt al een begin gemaakt met het uitkiezen van de muziek voor de 43ste Lutherse Werkweek voor Kerkmuziek. Zowel Psalm 8 als 'Gott, unser Schöpfer' zullen in de zomer van 1994 in Nederland zeker tot klinken komen!