Willem Mudde - 100 jaar geleden geboren

Categorie Personalia
Publicatie in ELKkwartaal
Datum juli 2009

 

Willem Mudde - 100 jaar geleden geboren

Dit najaar is het 100 jaar geleden dat Dr. Willem Mudde werd geboren. Hij ontpopte zich na de Tweede Wereldoorlog als dè voortrekker van de vernieuwing van de kerkmuziek in Nederland. Voor de ontwikkeling van de Lutherse kerkmuziek in het bijzonder, maar zeker ook voor die van de kerkmuziek in het algemeen, is hij van onschatbare waarde geweest. Door de afstand in tijd lijkt zijn historische betekenis zelfs nog steeds groter te worden. De Lutherse Werkgroep voor Kerkmuziek, waarvan Mudde jarenlang voorzitter is geweest, besteedt dit jaar uiteraard veel aandacht aan zijn 100ste geboortedag. Hieronder een korte levensschets.

Begin
Willem Mudde werd op 25 oktober 1909 geboren in Amsterdam en ontving zijn eerste orgellessen van Willem Créman, toenmalig beiaardier van de Oude Kerk Amsterdam, later organist en beiaardier van de Grote Kerk in Zwolle. Toen Mudde zijn orgellessen vervolgde bij Jan Zwart, organist van de Hersteld Evangelisch Lutherse Kerk aan de Kloveniersburgwal, kwam hij in direct contact met de Lutherse kerkmuzikale traditie en zag hij al snel de mogelijkheden die deze traditie bood. Reeds op 18-jarige leeftijd werd hij organist van de Lutherse Kerk in Purmerend, in 1932 werd benoemd in Hilversum en weer vijf jaar later werd hij organist van de Amsterdamse Lutherkapel. Ondertussen had hij zich ook terdege verdiept in de theoretische kerkmuzikale vakken en begon hij artikelen over kerkmuziek en liturgie te publiceren. In 1941 verscheen het nog steeds zeer lezenswaardige boekje ‘Koor en orgel in den Eeredienst'. In het voorwoord spreekt Prof. W.J. Kooiman zijn blijdschap uit over het feit dat ‘de heer Willem Mudde in dit boekje aantoont welke de taak is van het kerkkoor en orgelist in den eeredienst: een taak die niet bestaat in het opluisteren of concerteren, maar in het dienend medewerken in de liturgie, welke is verkondiging van het evangelie'.
In een notendop wordt hier geschetst wat Mudde zijn gehele leven voor ogen is blijven houden.
Zijn intense belangstelling voor alles wat met kerkmuziek te maken heeft was zodanig gewekt, dat hij in 1942 voor enkele maanden (na grondig overleg met de Lutherse Synode) in Berlijn ging studeren bij de belangrijkste voortrekkers van de kerkmuziekrenaissance. Hier legde hij ook zijn eerste internationale contacten, die hem bij zijn latere werkzaamheden zeer ten dienste zouden staan. Teruggekomen in Nederland wist hij dat de Duitse situatie hier niet zomaar één-op-één vertaald kon worden en besefte hij dat hij een zeer lange weg had te gaan. Aanvankelijk zocht hij naar mogelijkheden om binnen de in 1935 opgerichte interkerkelijke Vereniging voor Protestantse kerkmuziek de vernieuwingen te realiseren. Helaas werden zijn enthousiasme en voortvarendheid niet gedeeld en bleken de theoretische en theologische verschillen te groot. Dick Troost verwoordde dit in zijn ‘In Memoriam Dr. Willem Mudde' (Musica Sacra, 34ste jaargang, nr 5) als volgt: ‘Willem Mudde kon zich niet verenigen met het feit dat men de kerkmuziek niet of te weinig relateerde aan de kerkelijke theologie en liturgie. Immers, naar Lutherse overtuiging functioneert kerkmuziek niet als verfraaiing in de eredienst, maar als wezenlijk middel tot verkondiging van het Woord. Dr. Mudde heeft dan ook met onvermoeibare ijver steeds weer duidelijk gemaakt dat het juist de Lutherse theologie is, die aan de muziek een bijzondere taak toebedeelt. Hij richtte er de aandacht op, dat niet alle muziek van religieuze inhoud kerkmuziek hoeft te zijn...; muziek is pas kerkmuziek zodra en zolang zij zich bindt aan de liturgie en dit stelt grenzen aan de muziek in haar subjectieve esthetica en expressie'. Mudde nam afscheid van deze Protestantse vereniging, richtte de Lutherse Werkgroep voor Kerkmuziek op en wist binnen enkele jaren een stevig fundament te leggen voor een daadwerkelijke liturgische en kerkmuzikale vernieuwing binnen de Lutherse Kerk.

Dynamische jaren
In 1946 richtte Willem Mudde de Lutherse Werkgroep voor Kerkmuziek op, in 1947 formeerde hij het Utrechts Motetgezelschap en in 1948 had hij een wezenlijk aandeel in het ‘Handboek voor de Kerkorganist'. In 1950 verscheen het eerste nummer van het tijdschrift Musica Sacra, in 1951 organiseerde hij voor de eerste keer de Lutherse Werkweek voor Kerkmuziek en in 1953 de eerste Lutherse Kerkkorendag. Alles wat hij begon lukte, zijn enthousiasme en bevlogenheid werkte aanstekelijk, velen wist hij te overtuigen van het belang van een goede kerkmuzikale praktijk. Het waren de naoorlogse jaren van wederopbouw, de tijd was duidelijk in zijn voordeel. In 1953 werd hij aangesteld als leraar theorie, hymnologie, kerkmuziekgeschiedenis en koorleider aan het Conservatorium in Utrecht en in 1955 riep hij voor de eerste keer alle Lutherse organisten en koorleiders bij elkaar in het Convent van Kerkmusici.
De eerste tien jaren van de naoorlogse periode werd afgesloten met de 1e Internationale Lutherse Conferentie voor Kerkmuziek in Amsterdam. Hoogtepunt daarvan werd de officiële ingebruikname van het nieuwe Lutherse Gezangboek (1955) en de nieuwe liturgie, waaraan Mudde, samen met Prof. Kooiman, Prof. Mönnich en Prof. Boendermaker de voorafgaande jaren intensief had gewerkt. De internationale context waarin deze vernieuwingen werden ingevoerd onderstreepte het belang ervan voor de kleine Nederlandse Lutherse Kerk.
Deze zeer geslaagde conferentie was de afsluiting van tien jaar onafgebroken werken, duidelijk was dat Willem Mudde een gezonde basis had opgebouwd. In Musica Sacra blikt hij met verwondering en dankbaarheid terug op deze bijzondere tien jaar, tegelijkertijd besefte hij aan de andere kant dat het echte werk nu pas goed begon, het werk van consolidatie en uitbreiding. Hoe moeilijk het was om dit hoge werktempo vol te houden lezen we in brieven uit 1956. Het bleek ook steeds moeilijker om de financiële basis onder het werk gezond te houden, meermalen moesten giften uit het buitenland hem uit de brand helpen. Daarnaast diende zich ook weerstand aan van degenen die het niet met hem eens waren. In deze maanden van 1956 speelde Mudde zelfs serieus met de gedachte het land te verlaten en te emigreren. Uiteindelijk koos Mudde voor zijn eigen Nederlandse Lutherse Kerk en hervatte hij met hernieuwde energie zijn werkzaamheden.

Consolidatie
Zeer profetisch blijken de woorden van Prof. Kooiman te zijn geweest toen hij in maart 1956 aan Mudde schrijft dat hij verwacht dat de Lutherse Kerk over 50 jaar zal zijn opgegaan in de Hervormde Kerk, waarop Mudde reageerde: ook als er in Nederland geen Lutherse Kerk meer is zal er nog wel Lutherse kerkmuziek zijn! Willem Barnard erkende in die jaren dat de Lutherse liturgische inbreng in de ontwikkeling van de nieuwe Kerk onmisbaar is. Hetgeen met de opname van de liturgie van de Lutherse hoofddienst (en de integrale lijst van zondagsliederen) in het Dienstboek ondertussen eveneens realiteit is geworden. Na de maanden van twijfel herpakte Mudde zich, hij presenteerde bij de NCRV vele malen de radioprogramma's ‘Zondagavondzang' en ‘Muziek en Dienst', gaf gastcolleges aan de universiteit in Valparaiso (1957/58, 1964/65 en ontving aldaar een eredoctoraat) en werkte in 1959 mee met de organisatie van het Internationale Heinrich Schütz Festival in Utrecht. Via zijn grote internationale netwerk werkte hij samen met Friedrcih Hofmann aan de oprichting van de MKEK (Midden Europese Kontaktgroep voor Kerkmuziek - 1970). In 1971 ontstond de wereldomvattende organisatie ‘Ecclesia Cantans', waarvan Mudde eveneens voorzitter was.

De opname van vele Lutherse liederen in het Liedboek voor de Kerken in 1973 was zijn persoonlijke verdienste en één van de vele aanwijsbare vruchten van zijn onvermoeibare kerkmuzikale arbeid. Zijn gedegen hymnologische kennis wist velen te overtuigen. Dit liedboek bracht ook in de Calvinistische kerken een kerkmuzikale opbloei teweeg, duidelijk gevoed door de Lutherse traditie. Het was Willem Mudde die Willem Vogel er in 1974 met succes toe aanzette evangeliemotetten te componeren, hetwelk resulteerde in een volledige jaargang motetten bij het klassieke Romeinse leesrooster, dat grotendeels parallel loopt met het Lutherse leesrooster. Kortom: Mudde had de Lutherse Kerk voorzien van een geweldige kerkmuzikale en liturgische impuls, nu sijpelde deze invloed ook geleidelijk door naar de andere kerken.

In 1980 opent het Nederlandse Instituut voor Kerkmuziek in Utrecht haar deuren, ook een proces waar Mudde nauw bij betrokken is geweest, in 1981 houdt de MKEK in Straatsburg haar grote internationale congres en in 1983 is Mudde nog intensief betrokken bij vele festiviteiten van het Luther-jaar. Dan, in augustus 1984 overlijdt Mudde plotseling in zijn slaap, plotseling komt een einde aan zijn wel zeer werkzaam leven. Hij laat een lange reeks van composities achter (in september nader te bespreken in een speciale Mudde-uitgave van Musica Sacra) en een nog langere reeks van artikelen, de meeste gebundeld in ‘De Hof der evangelische kerkmuziek' en ‘Van kerkmuziek bevlogen'.
Willem Mudde was een specialist in veelzijdigheid, hij heeft de kerk gediend met zijn vele gaven. In al zijn uitingen is zijn intense betrokkenheid met de Kerk en haar boodschap hoorbaar. Zowel als componist, dirigent, auteur en organisator wist hij telkens de kern van de zaak weer te geven, zijn onuitputtelijke humor stond hem daarbij immer als een trouwe kameraad ter zijde! In dit herdenkingsjaar blijkt hoe groot de invloed van Mudde ook nu nog steeds is, nog steeds kan hij ons inspireren en stimuleren om door te gaan met het mooie werk van de kerkmuziek!

Hans Jansen

 

 

 

Dit artikel afdrukken Stuur dit artikel door